Het Nederlandstalige korte verhaal
In de eerste weken van de coronacrisis sukkelde ik van het ene ‘leesdipje’ in het andere. Ik was niet de enige. Voor velen van ons was en is een manier om het lezen van korte verhalen en novellen een goede manier om met leesdipjes om te gaan. Dat beseffen ze bij Hebban ook, want in de afgelopen weken is er op Hebban een korte verhalenwedstrijd met als thema ‘Liefde in tijden van corona’ geweest, werden de afgelopen paar maanden regelmatig korte verhalen op Hebban gepubliceerd en is er een wedstrijd voor zeer korte verhalen geweest. Het lijkt er af en toe op dat het korte verhaal de literaire Hula hoop, Rubik kubus, Flippo, Pokémon, Finger Spinner (doorhalen wat niet van toepassing is op basis van je leeftijd) van het coronatijdperk is. Gelukkig weten we beter. Het korte verhaal is al (meer) dan 150 jaar een volwaardig literair genre, ook in Nederland en Vlaanderen.
Tekst & Banner: Cies
Dat het Nederlandstalige korte verhaal allesbehalve een modegril is, maakte Joost Zwagerman in 2005 en 2006 overduidelijk met de publicatie van zijn bloemlezingen De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen en De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 60 lange verhalen. In deze vuistdikke banden heeft Zwagerman in totaal 205 auteurs bijeengebracht met 310 verschillende verhalen. Een pracht overzicht van goede verhalen die in een periode van ruim 120 jaar in Nederland en Vlaanderen zijn geschreven. Voor iemand die nog niet zo heel veel korte verhalen heeft gelezen misschien te veel van het goede. Voor een meer ervaren lezer van korte verhalen een groot feest van de herkenning en nieuwe of hernieuwde ontdekkingen. Voor zowel de beginnende als ervaren korte verhalenlezer en iedereen die daar tussen zit, blijft het wel een overweldigende hoeveelheid. Het is dan ook onmogelijk, voor mij dan toch, om deze twee bundels te recenseren, laat staan dat ik mij de arrogantie aanmeet om de keuzes van Zwagerman te bekritiseren. In dit artikel ga ik dan ook eerst kort in op de geschiedenis van het korte verhaal en de kenmerken van het korte verhaal om te eindigen met een aantal suggesties, deels aan de hand van Zwagerman, welke korteverhalenschrijvers (mogelijk) interessant zijn voor beginnende en ervaren lezers van korte verhalen.
Geschiedenis en kenmerken van het korte verhaal
Het moderne korte verhaal ontstaat halverwege de negentiende eeuw. Het aantal mensen dat kon lezen nam toe, het aantal (literaire) tijdschriften nam toe en om aan die ‘leeshonger’ te voldoen, moesten uitgevers van tijdschriften en kranten met iets beters komen dan het als feuilleton publiceren van romans in een tijd waar de postbezorging nog niet zo heel betrouwbaar was. Niets zo vervelend voor een lezer om een aflevering te missen en daardoor niet meer in staat te zijn om het verhaal te volgen. Het korte verhaal was de oplossing voor dit praktische probleem. Doordat in Nederland en Vlaanderen de afstanden kleiner zijn dan in bijvoorbeeld Rusland of de Verenigde Staten en daardoor de postbezorging al redelijk betrouwbaar was, bleven veel redacties vast houden aan het feuilleton. Of dit dé reden is waarom het korte verhaal bij ons nooit echt tot een volwaardig literair genre is uitgegroeid, blijft de vraag. Dat het korte verhaal in Nederland en Vlaanderen tot op de dag van vandaag door schrijvers, uitgevers, recensenten, literatuurwetenschappers en lezers niet altijd even serieus genomen wordt en het nog te vaak wordt gezien als een ‘tussendoortje’, ‘een vingeroefening voor beginnende schrijvers’ blijft jammer. Jammer voor hen want wie even wat moeite doet heeft al snel een grote stapel bundels vol met korte verhalen bij elkaar gescharreld.
Het meest voor de hand liggende kenmerk van een kort verhaal is de (beperkte) lengte. Die is grofweg tussen de 1.000 en 20.000 woorden. Een kort verhaal is in een sessie van maximaal 1 ½ uur uit te lezen. Doordat het zo kort is, in vergelijking met een roman, zijn de literaire principes ‘show, don’t tell’ en ‘schrijven is schrappen’ heel erg belangrijk. Verwacht dan ook geen al te gedetailleerde beschrijvingen van decor en achtergrond in een kort verhaal. Verder is het aantal hoofdpersonen in een kort verhaal vaak beperkt. Maximaal één tot drie hoofdkarakters en maximaal een handvol figuranten, dat is het wel. Er is dan ook geen ruimte in korte verhalen voor een volledige ontwikkeling van karakters. De nadruk ligt veel eerder op hoe een karakter (re)ageert in een bepaalde situatie. Door de beperkte hoeveelheid woorden kan een schrijver de lezer minder houvast geven. Er zijn in een kort verhaal of novelle minder duidelijke aanknopingspunten, minder herhalingen van signalen over wat en wel niet relevant is om het verhaal goed te kunnen volgen.
Dit gebrek aan signalen vraagt bij korte verhalen om een actieve lezer. In een roman wordt de lezer, bij wijze van spreken, aan de hand van een (denkbeeldige) door de schrijver gemaakte plattegrond begeleid in het boek. Bij een verhaal krijg je als lezer van de schrijver, als het mee zit, een (denkbeeldig) velletje papier met daarop een handvol punten aangestipt. De route tussen deze punten moet de lezer zelf achterhalen. Actief lezen is voor een groot deel tussen de regels lezen, op zoek naar informatie, mogelijke betekenissen om zo de geschetste situatie beter te kunnen duiden. In Hoe lees ik korte verhalen geeft Lidewijde Paris aan de hand van in haar boek opgenomen korte verhalen, bruikbare tips hoe je een (nog) betere actieve lezer van korte verhalen kan worden. Actief lezen zorgt er ook voor dat bij herlezing van een verhaal je als lezer vaak weer andere dingen uit een verhaal haalt of in een verhaal leest dan een vorige keer.
Schrijvers van korte verhalen die er toe doen
Schaatsen, wielrennen en atletiek zijn net als literatuur. Je hebt specialisten voor de korte en lange afstanden. Een goede romanschrijver hoeft nog geen goede schrijver van korte verhalen te zijn. Al zijn er ook uitzonderingen op deze regel. Korte verhalen stellen niet alleen eisen aan de actieve lezer, vergelijkbare eisen worden ook aan de schrijver gesteld. Een schrijver moet in staat zijn om goed rekening te houden met de kenmerken van het korte verhaal.
Met de twee ‘bakstenen’ van Zwagerman naast mij op tafel kom ik tot een beperkt aantal categorieën van korte verhalenschrijvers. Het zijn en blijven topjes van een ijsberg aan goede tot zeer goede verhalenschrijvers.
De specialisten
De bekendste en populairste specialist van het kortere literaire werk in het Nederlands is ongetwijfeld Nescio (1882 – 1961). Zijn gebundelde verhalen Dichtertje, De uitvreter, Titaantjes en Mene Tekel staan niet voor niets op plek 213 in de Hebban Top 1000 van 2020. Veel meer dan deze verhalen heeft Nescio niet geschreven. Twee minder bekende specialisten zijn F.B. Hotz (1922 – 2000) en Maarten Biesheuvel (geb. 1936). Alle twee hebben ze de P.C. Hooftprijs (respectievelijk in 1998 en 2007) voor hun gehele oeuvre ontvangen. Bij alle twee bestaat het oeuvre voor het overgrote deel uit korte verhalen. De tramrace van Hotz en Biesheuvels In de bovenkooi en Reis door mijn kamer horen tot het beste wat er aan korte verhalen in het Nederlands is geschreven.
De alleskunners
Een heel beperkt aantal schrijvers zijn goed in (bijna) alle literaire genres. Simon Vestdijk (1898 – 1971), Willem Frederik Hermans (1921 – 1995) en Hugo Claus (1929 – 2008) horen tot dit illustere gezelschap van literaire alleskunners. Alle drie hebben ze vrijwel hun hele carrière door ook korte verhalen en novellen geschreven. Van alle drie ben ik te veel liefhebber van hun korte werk om er één verhaal uit te kunnen of willen lichten.
De dichters – verhalenschrijvers
Dichters en korteverhalenschrijvers moeten het in een beperkte hoeveelheid woorden doen, verstoppen veel betekenis tussen de regels en de heel goede dichters en verhalenschrijvers hebben aan een half woord, een tussenzinnetje, genoeg om je weer recht op te laten zitten in je stoel. Niet zo vreemd dat er dichters zijn die ook nog eens erg goede korte verhalen hebben geschreven.
Verhalen als Het bordeel van Ika Loch en De bende van de stronk van Paul van Ostaijen (1896 – 1928) zijn letterlijk en figuurlijk fantastisch. Een van mijn persoonlijke favorieten is J. Slauerhoff (1898 – 1936). De verhalen De laatste reis van de Nyborg en Larrios horen tot mijn favoriete korte verhalen. Ik ben niet de enige. Zwagerman heeft ze alle twee opgenomen in zijn bloemlezingen. Nieuwe ontdekkingen voor mij bij het lezen van Zwagermans bloemlezingen zijn de verhalen van de dichters Tonnus Oosterhoff (geb. 1953), winnaar P.C. Hooftprijs 2012 voor zijn poëzie, Anne Vegter (geb. 1958), Nederlands Dichter des Vaderlands tussen 2013 en 2017 en Charles Ducal (geb. 1952), Belgisch Dichter des Vaderlands tussen 2014 en 2016. Ik was bekend met hun poëzie maar hun verhalen smaken naar meer.
De naturalisten
Kijkend naar de Hebban Top 1000 is de conclusie gerechtvaardigd dat het naturalisme nog steeds veel wordt gelezen en hoog wordt gewaardeerd. Klassiekers als Eline Vere en De boeken der kleine zielen van Louis Couperus doen het nog steeds goed. Net als Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden en Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants (1848 – 1923). Emants is een van de weinige Nederlandse naturalisten die niet alleen goede romans, maar ook goede verhalen heeft geschreven. De verhalen in de bundels Vijftig en Mensen zijn door de Emants kenmerkende ingehouden stijl voor liefhebbers van het naturalisme nog steeds een aanbeveling. Het rauwere naturalisme vinden we bij Cyriel Buysse (1859 – 1932) in de bundel Te Lande (1900) met de ijzersterke verhalen De biezenstekker en Van Alleijnes’ ziel. Het verhaal Het leven en de dood in den ast (1926) van Stijn Streuvels (1871 – 1969) hoort zeker tot de beste naturalistische werken geschreven in het Nederlands. Vreemd genoeg heeft Zwagerman Het leven en de dood in den ast niet opgenomen in zijn bloemlezing.
De fantastische surrealisten en magisch realisten
Een tegenhanger van het naturalisme is het surrealisme. De al eerder genoemde verhalen van Paul van Ostaijen zijn zonder twijfel surrealistisch. Net als (bijna) alle verhalen van Belcampo (1902 – 1990) al neigen die ook vaak naar het magisch realisme, zoals onder andere in Het verhaal van Oosterhuis en Bekentenis. F. Bordewijk (1884 – 1965) is vooral bekend van naar de ‘nieuwe zakelijkheid’ neigende romans als Karakter. In zijn drie bundels Fantastische Vertellingen en Verzamelde Verhalen gaat hij in zijn karakteristieke schrijfstijl op zoek naar de randen van wat nog geloofwaardig kan zijn om zo af en toe over die rand te vallen.
De hedendaagse verhalen schrijvers
Zwagerman publiceerde zijn twee bloemlezingen in 2005 en 2006. Dat is al weer zo’n vijftien jaar geleden. Sindsdien is er wel een (tijdelijke) opleving in de aandacht voor het korte verhaal, zijn er nieuwe verhalenschrijvers opgestaan, hebben beloftevolle talenten de belofte waargemaakt en is een vaste waarde als Maarten ’t Hart gewoon doorgegaan met het schrijven van goede verhalen. Zo won hij in 2017 met de bundel De moeder van Ikabod de Biesheuvelprijs voor de beste korte verhalenbundel van dat jaar. Deze prijs, vernoemd naar de hier boven besproken specialist Maarten Biesheuvel bestaat pas sinds 2015 en wordt in 2020 in verband met gebrek aan kwaliteit niet uitgereikt door de kritische jury. Dit zouden meer jury’s moeten durven doen. Winnaars van deze prijs hebben dan ook werkelijk een verdomd goede bundel geschreven. De beste, naar mijn mening toch, van alle Biesheuvelprijs winnaars tot nog toe is de bundel Halleluja van Annelies Verbeke (geb. 1976) uit 2018. Andere goede verhalenbundels en schrijvers die de afgelopen jaren in de prijzen zijn gevallen, zijn onder andere Martin Michael Driessen (geb. 1954) die met Rivieren de ECI Literatuurprijs 2016 won en Sanneke van Hassel (geb. 1971) die voor haar hele oeuvre in 2013 de Anna Blaman prijs krijg. Anna Blaman (1905 – 1960) was zelf ook een schrijfster van goede verhalen.
Ik kan nog verder doorgaan met het benoemen en (te) kort bespreken van Nederlandstalige verhalenschrijvers. Alle 205 door Zwagerman gebloemleesde auteurs kort bespreken in een artikel is onmogelijk. Bovendien mag een artikel over korte verhalen niet ellenlang zijn. Tijd om af te ronden. Wanneer ik tijd (lastig) en zin (altijd) heb, schrijf ik wel weer een artikel over Nederlandstalige korte verhalen en de schrijvers hiervan. Misschien schrijft een van de andere leden van Literatuur onder de loep binnenkort over korte verhalen. Zelf ga ik eerst maar weer eens een aantal verhalenbundels lezen. Suggesties hiervoor zijn altijd welkom.