Ingrid Vander Veken: “Elk boek van me begint bij een vraag.”
Geschiedenis gaat altijd meer leven, komt beter binnen als het verhaal van mensen wordt verteld. En vaak heeft dat wat ‘gewone’ mensen overkomt wat het meeste impact. Denk aan de reportages die nu gemaakt worden waarin inwoners van Oekraïne vertellen over wat ze is overkomen of verhalen van mensen die uit Afrika vluchten. Of denk aan de World Press Photo 2023 waar één beeld een heel verhaal vertelt. Laatst had ik ook weer die ervaring toen ik het Holocaustmonument (Denkmal für die ermordeten Juden bevolking) bezocht. Het is een golvend veld van 2711 betonblokken. Als je er tussen loopt krijg je de ervaring die de Amerikaanse architect Peter Eisenman die het monument ontwierp bedoelt: je krijgt een gevoel van desoriëntatie en isolement op en is symbolisch voor de ervaringen van de Joodse bevolking onder het nazibewind. Onder het monument is een expositieruimte met verhalen van gewone mensen. Dan sta je aan de grond genageld hun verhalen te lezen. Een soortgelijke ervaring had ik toen ik Verloren van Ingrid Vander Veken las. Het verhaal over Liesje Andriesse, kind van een gewoon gezin met een Joodse achtergrond. Ze woont in Vlissingen. Haar vader en moeder horen tot de voorname burgers van de stad en zijn verantwoordelijk voor het Centraal Kledingmagazijn. Door een broer van haar vader vertrekken ze naar Antwerpen. Die broer is een boezemvriend van Sam van den Bergh. Liesjes vader treedt in dienst bij Van den Bergh Ltd. (het latere Unilever). Het leven lijkt zorgeloos, de toekomst rooskleurig. De familieband is hecht. Liesje leert dan Pinkus Spira kennen, die drie jaar eerder van Polen naar België is gekomen. Zijn verblijfsvergunning was maar tien dagen geldig. “In de administratieve mallemolen” is zijn status veranderd: hij is stateloos geworden. Ze trouwen in 1931 en Liesje wordt op dat moment ook stateloos. Op 7 september 1937 wordt hun zoontje Johnny geboren. Dan breekt de oorlog uit…
Ingrid Vander Veken reconstrueert in Verloren het verhaal van Liesje en creëert zo een monument voor haar. Maar Verloren is ook een actueel boek. Wat gebeurt er nu in de wereld?
Door: Jan Stoel
Foto's: Portretfoto auteur: Paul Goris; overige foto's: archief Ingrid Vander Veken
Inhoud: Voor Liesje Andriesse en haar zoontje eindigt een vier jaar durende vlucht voor het nazi-geweld in Auschwitz. Als Ingrid Vander Veken haar nagelaten oorlogsbrieven in handen krijgt, weet ze: dit verhaal moet worden verteld.
Wie was deze jonge joodse vrouw? Welk geheim heeft haar broer zijn hele leven met zich meegedragen? Wat heeft zich afgespeeld in de stilte van haar laatste jaren? Op zoek naar antwoorden vindt de auteur de laatste getuigen terug en stoot zij op de sporen die dit drama ook in hun levens heeft nagelaten.
Van Nederland en België vertakt haar boek zich naar Frankrijk, Spanje en Portugal, Engeland en de Verenigde Staten. En naar Indonesië, waar Liesjes ouders en broer, op de vlucht voor de kampen in Europa, terechtkomen in jappenkampen.
Verloren is een tragisch levensverhaal en een boeiende familiesaga tegen de achtergrond van zwarte bladzijden die niet zijn omgeslagen en nooit vergeten mogen worden.
Over de schrijver: Ingrid Vander Veken (1948) schrijft verhalen, romans en literaire non-fictie. Haar jeugdboek Sam werd niet alleen bekroond met een Boekenwelp, maar ook geselecteerd door de Kinder- en Jeugdjury, en genomineerd voor de Gouden Uil. Haar meest recente titels zijn Zwijgen (2016), een memoir over geheimen rond de Tweede Wereldoorlog, en Wat overblijft (2020), een aangrijpend boek over afscheid nemen van een huis en van dierbaren.
Daarnaast is Ingrid Vander Veken ook journaliste en columniste. Ze gaf lange tijd les aan de afdeling Woord van het Conservatorium en is nu docente bij Creatief Schrijven.
Vrijdag publiceerde eerder haar Wablieftboek De ogen van een kind over het leven van een kind in de Tweede Wereldoorlog.
Je hebt een aantal boeken geschreven met de Tweede Wereldoorlog als onderwerp. Een bijzondere belangstelling daarvoor?
“Ik heb sowieso veel belangstelling voor geschiedenis. En als het over geschiedenis, zeker de meer recente gaat, is de Tweede Wereldoorlog daar één van de meest onthutsende en tragische hoofdstukken van. Als jongvolwassene vond ik het al onbegrijpelijk hoe een drama als de Holocaust kon plaatsvinden. Jaren later vind ik dat nog altijd, hoeveel ik er sindsdien ook over gelezen heb.
Omdat het mensen zijn die geschiedenis gestalte geven, is de Tweede Wereldoorlog ook een staalkaart van het slechtste en het beste waartoe mensen in staat zijn. Een bron van onvoorstelbare verhalen, het een al heftiger en ontroerender dan het andere. Verhalen, die lang niet allemaal verteld zijn en ook nooit allemaal zullen worden. En aangezien in elke schrijver een sprokkelaar van verhalen huist…”
Na Zwijgen (2017) en Wat overblijft (2020) is Verloren’ (2023) de jongste titel in een reeks literaire non-fictie. Of zijn het romans?
“Nee hoor, de drie zijn literaire non-fictie. Feiten zijn er de grondstof van, ik maak er een punt van die zo volledig en getrouw mogelijk weer te geven, vandaar ook mijn grondige research. Waar de werkelijkheid niet te achterhalen vallen, schakel ik mijn verbeelding in. Maar altijd in functie van het echt gebeurde, nooit op een manier die daar afbreuk zou doen aan. Dat geheel verwoord ik als schrijfster, in een taal die mij dierbaar is.”
De drie boeken lijken wel min of meer een trilogie te vormen. Hoe zit dat? Zwijgen gaat over het niet vertellen over wat er gebeurd is (komt ook terug in Verloren), Wat overblijft over wat je achterlaat en koestert (komt ook terug in Verloren).
“Na jaren schrijven, ben ik er achter gekomen dat elk boek van me begint bij een vraag. Bij Zwijgen was dat: waarom weigerde mijn vader te antwoorden toen ik hem confronteerde met het drama van de Tweede Wereldoorlog? Dat hij tijdens die oorlog fout was op ideologisch vlak en mijn moeder op amoureus vlak meteen erna, heb ik pas ontdekt na het overlijden van mijn ouders. Toen heb ik ook begrepen hoezeer het zwijgen over het eerste versterkt was geworden door het tweede.
Wat overblijft is ontstaan tijdens de verhuis van het huis waar wij 40 jaar hadden gewoond naar een appartement. De vragen die ik me daarbij stelde, werden aangescherpt toen in diezelfde periode een goede vriend van me terminaal werd en niet alleen zijn woning maar ook zichzelf moest “opruimen”. Wat neem je mee en wat laat je achter, wat is belangrijk en wat futiel? Wat blijft er over van je verleden, en welke sporen laat dat verleden na in het nieuwe heden?
Diezelfde vragen keren terug in Verloren op een veel grotere en tragischer schaal. Wat blijft er over van deze jonge Joodse vrouw die zo gruwelijk werd uitgewist? Waarom werd er door overlevenden zo weinig gesproken over de oorlog, over haar en al die anderen? Zo bekeken kunnen de drie boeken inderdaad worden gelezen als een trilogie. Al was dat zeker niet het opzet.”
Op een gegeven moment, wanneer je verhuisd bent, komen de buren op bezoek. Die brengen een kartonnen doos mee, de nalatenschap van Lou Andriesse? Ze vragen je er iets mee te doen? Kun je iets over die ontmoeting vertellen.
“Voor Verloren kwam de initiële vraag niet van mij maar van onze nieuwe buren, de nabestaanden van Lou Andriesse. Bij het opruimen van hun zolder hadden ze een doos teruggevonden waarvan ze zich dan pas de impact realiseerden. De doos bevatte de oorlogscorrespondentie van Lou’s zus Liesje tussen 1940 en 1942, plus het hele familiearchief. Dat alles had Lou zijn leven lang bewaard.
Onze buren hadden eerder al Zwijgen gelezen Toen we kort na de verhuis bij een glas met elkaar kennismaakten, opperden ze het voorzichtig: zat er ook geen boek in deze nalatenschap? Dit “mausoleum van karton” zoals ik het heb genoemd, want dat was het werkelijk. Waarna hun vraag in mijn kamp belandde: wilde ik?”
“Een graf had zijn zus niet gekregen. Maar hij zou voor haar een mausoleum maken. Een onderkomen van karton voor de stille getuigen van hun jaren samen, wat eraan voorafging en wat erop volgde. Brieven, foto’s en feestmenu’s, paspoorten en prentkaarten, het reisjournaal van hun vader. De versnipperde restanten van haar veel te korte leven.”
Dan heb je die doos met brieven, foto’s, menukaarten et cetera in handen. Hoe ga je dan te werk? Op welk moment besluit je daar dan een boek van te maken?
“Ik ben begonnen met de brieven te lezen. Hartverscheurende brieven zijn het, vol gemis en verdriet. Brieven die je een heel persoonlijke inkijk geven in het leven tijdens de oorlog, het vluchten voor je leven. Brieven ook, waarin je een kind ziet opgroeien, van wie je weet dat het niet ouder dan zes jaar oud zal worden. Want dat zowel Liesje als haar zoontje in Auschwitz waren vermoord, was zowat het enige dat ik van hen wist. Dat een zo unieke, kostbare getuigenis bewaard moest worden, besefte ik vrij snel.
Daarna heb ik me een weg gebaand door het oerwoud van andere documenten. Wie waren de mensen die deze brieven hadden geschreven of voor wie ze bestemd waren? Wie waren de mensen op de foto’s en wat waren hun familiale banden? Hoe pasten hun individuele verhalen in het grotere verhaal van de geschiedenis dat wij kennen? En last but not least was er de vraag die Lou zich zijn hele leven was blijven stellen: wat was er gebeurd met zijn zus tijdens de laatste twee jaar van haar leven, tussen 1942 wanneer de briefwisseling stopt en haar tragische dood in 1944?
Het was een onoverzichtelijke puzzel waar veel research aan te pas kwam. Soms sla je een doodlopende straat in. Soms is het toeval je gunstig gezind. Gelukkig maar.”
Foto's onder: Lou en Liesje (links) en Johnny te paard (rechts)
Ik zie in je roman drie grote verhaallijnen: die van Liesje , die van haar broer Lou en die van jezelf als je onderzoek doet. Wat heeft je doen besluiten om jezelf zo’n rol in het verhaal te geven?
“Ik wilde de lezer meenemen op mijn tocht. Een lastige tocht, omdat het haast onmogelijk bleek het verleden te achterhalen. Maar tegelijk een heel boeiende tocht, omdat ik van de ene verrassing in de andere viel, op de meest onwaarschijnlijke verhalen stootte. Door de familiebanden van Liesje en de zeldzame nog levende getuigen kreeg het kernverhaal een veel grotere dimensie.
Zo bleek de vrouw, met wie Lou op latere leeftijd gehuwd was, tijdens de oorlog in Brussel tal van Joodse kinderen te hebben verborgen. Eén van die kinderen, inmiddels zelf grootmoeder, vertelde me hoe ze na de oorlog haar moeder had teruggevonden en ontdekt had wie haar vader was. Een vriend van Lou vertelde me over zijn bestaan als ondergedoken kind en over de miraculeus teruggevonden laatste woorden van zijn vader. En van de enige getuige die Liesje bij leven had ontmoet, vertelde de weduwe met hoe zij de oorlog had beleefd: Anne Frank was haar klasgenootje en haar hartsvriendinnetje, ze had haar voor het laatst gezien in Westerbork, toen ze zelf met familie naar daar werd gedeporteerd, op doorgang naar Theresiënstadt.
Het waren ontmoetingen die bepalend werden voor het boek. Omdat er zo weinig gesproken was over Liesje en over de oorlog in het algemeen, kwam ik over haar minder te weten dan ik gehoopt had. Maar van haar bijna verdwenen bestaan stootte ik op de sporen daarvan in andere levens. Diepe, onvergetelijke sporen.”
“Verhalen vertakken zich, onvermoede verwantschappen ontvouwen zich”
Je hebt veel foto’s in je boek verwerkt. Wat ik zo prachtig vind is dat je de lezer door de tekst die je ‘om die foto heen schrijft’ uitnodigt om goed te kijken. Maar ook om jouw gevoel bij die foto’s weer te geven. Volgens het principe ‘Show don’t tell’ zet je wat je ziet in taal om. Beelden voegen iets toe aan woorden, was dat de reden waarom je dat gedaan hebt?
“Foto’s hebben een heel eigen taal. Ik heb ze beschreven zoals ze tot mij spraken, toen ik ze in handen kreeg. Aan hoe Liesje als kind poseert met haar jonge broertje zie je hoezeer die twee op elkaar gesteld waren. Een vooroorlogs groepsportret krijgt een heel andere lading, als je weet welk lot deze grote, welstellende familie te wachten stond. Hetzelfde geldt voor het laatst teruggevonden foto van Liesje en haar zoontje. Aan de hand van dergelijke beelden laten zich niet alleen hele levens reconstrueren, maar ook relaties, karakters, gevoelens. In die zin waren het voor mij ook belangrijke bronnen.”
“Vijfentachtig jaar is Lou Andriesse als hij einde besluit te spreken. Strenge blik achter dikke brillenglazen. Hoog kalend voorhoofd, dunne grijzen haren. Bleekblauw hemd met korte mouwen, broeksriem over een veel te zware buik, de voorraadschuur voor alles waaraan het hem toen ontbrak. Broertje, in een stoel bij het raam, op de vensterbank naast hem de foto van zijn zus. Liesje zoals ik haar voor het eerst zag.”
Thema’s in Verloren zijn: Onzekerheid, angst, vluchten, gescheiden zijn van familie, niet weten waar verwanten zijn, corruptie, stress, de drang te overleven. En de drang tot overleven gaat ver. Ik denk aan de passage aan de grens waar Liesje, Johnny en Pikus de Franse grens niet over mogen. De ouders gaan samen met Lou wel de grens over. Wat een dilemma: je kind achter laten voor je eigen veiligheid. Maar ook dat de bevrijding niet vrij zijn betekende voor familieleven. Ik zie het allemaal terug in deze tijd. De verwoestende sporen die in levens getrokken worden, ook nu. De opkomst van het extremisme. De mensensmokkelaars die veelal om eigen gewin mensen in veiligheid brachten. Daarmee denk je meteen aan de mensensmokkelaars van nu die tegen forse betalingen mensen met bootjes de Middellandse Zee over sturen en straffeloos kunnen opereren. Maar je hebt het ook over hoe je tijdens Corona onderzoek doet. En Corona beperkte de vrijheid van mensen ook. Het maakt je boek actueel, brengt het dichtbij. Dat is toch geen toeval?
“Corona heeft mijn research danig bemoeilijkt – archieven waren gesloten, één van mijn getuigen stierf voor ik hem live kon ontmoeten. Allemaal werden we gedwongen tot een leven tussen vier muren, voor een schrijver zowat een tweede natuur. Maar bij alle terechte klachten over die onvrijheid moest ik onvermijdelijk denken aan Liesje en haar lotgenoten. Hoeveel zwaarder die, om ziekmakende in plaats van gezond makende redenen, voor hen moet geweest zijn. Dat anti-vaxers ook nog eens met een gele ster durfden te protesteren tegen deze restricties, vond ik zonder meer stuitend.
Tot op vandaag hoef ik de televisie maar aan te zetten of te krant maar te lezen, om de parallellen te zien met mijn boek. De opkomst van extreem rechts in Europa. Hoe haatspraak, aangevuurd door sociale media, de samenleving binnen sijpelt. De vluchtelingenstroom, de steun maar vaker de vijandigheid, de mensensmokkel die steeds meer gecriminaliseerd raakt en haast een copy paste is geworden van toen.”
“ Er heeft zich een trafiek ontwikkeld waarvan de winst evenredig stijgt met de wanhoop van de klanten – en die is groot en groeiend.”
Ik heb genoten van je stijl. Je geeft de personages een eigen stem, weet de spanning op te voeren en schrijft prachtige zinnen die de kern aangeven van wat je voelt:
- “In bange tijden worden banaliteiten kwetsbaar als goud.”
- Als Julius en Ella terugkeren uit het Jappenkamp en arriveren in Antwerpen: “Twee verschrompelde mensjes in een wereld waaruit zij zienderogen verdwijnen.”
Hoe werkt dat bij jou? Eindeloos schaven of valt het je gewoon in?
“Schaven en schrappen hoort bij het vak. Dat houd ik mijn studenten creatief schrijven altijd voor. Schrijven betekent herwerken, afstand doen van wat een zo geweldige inval leek. En ondertussen blijven zoeken naar de beste benadering, de meest treffende formulering. Wat je wil vertellen en hoe je het wil vertellen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.”
Wat heeft het boek met je gedaan? En wat hoop je dat het met anderen doet?
“Eerlijk: toen ik voor het huis in Zuid-Frankrijk stond waar Liesje de laatste jaren van haar leven heeft doorgebracht, nadat ik door een wonderlijk toeval te weten was gekomen wat er met haar was gebeurd, ben ik gecrasht. Vier jaar vluchten voor je leven, telkens weer bijna ontsnappen aan je lot, en er finaal toch door worden ingehaald: ik vond het verpletterend.
Liesje Andriesse blijft “verloren”. Maar ik hoop dat dit boek haar ontrukt aan de vergetelheid, en met haar de talloze andere slachtoffers zoals zij. En hopelijk wordt daarbij dat andere niet vergeten: dat dit nooit meer mag gebeuren, dat we ons moeten blijven verzetten tegen alles wat ook maar een klein beetje dezelfde kant opgaat.”
Wat is er met het materiaal, de kartonnen doos met inhoud, gebeurd?
“Het hele archief, inclusief de briefwisseling, wordt in het najaar plechtig overhandigd aan de Kazerne Dossin in Mechelen, de plaats van waaruit velen werden gedeporteerd. Van Verloren zelf berust inmiddels ook een exemplaar in de internationale bibliotheek van Yad Vashem, het Holocaust Memorial in Jeruzalem.”
Hoe is het die buren die op bezoek kwamen vergaan?
“We zijn zeer goed bevriend geworden. Zij hebben me tijdens mijn opzoekingen met woord en daad bijgestaan en zijn in de wolken met het resultaat. In het najaar zullen wij gezamenlijk het archief overhandigen aan de Kazerne Dossin, en we zullen er ook voor zorgen dat er in Antwerpen voor Liesje en haar kleine Johnny struikelstenen komen op de plaats waar zij woonden, hopend op een mooie toekomst.”
Heb je Liesje nu definitief te ruste gelegd onder wat jij noemt “een lappendeken van papier?”
“Toen Verloren klaar was, ben ik naar de Joodse begraafplaats in Putte geweest, waar Liesjes ouders en haar broer Lou rusten. Op zijn grafsteen heeft zijn weduwe op zijn verzoek de herinnering aan zijn zus en haar zoontje laten vastleggen. Graag had ik op zijn graf mijn boek neergelegd, maar ik heb me naar Joodse traditie beperkt tot een steentje.”
"Ik steek mijn hand in mijn jaszak en neem het steentje. Het is minuscuul en onregelmatig, een wit glinsterend steentje van niemendal. Ik plaats het in de rechterbenedenhoek van het graf, achter hun namen. Ik zet een punt."