Meer dan 5,6 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Erik Vlaminck: "Terwijl ik mijn hoofdpersonage creëerde, wilde ik hem weggummen"

op 12 april 2019 door

Interview Erik Vlaminck – Een berg mens onder witte lakens

7bfa819b9c4349ffc0a6e27f9f67543e.jpgErik Vlaminck (1954) is één van de belangrijkste Vlaamse schrijvers van het ogenblik. Zijn roman Brandlucht werd juichend ontvangen, stond op de longlist van de Libris- en de AKO-literatuurprijs en verscheen intussen in Engelse vertaling. Als theatermaker creëerde hij diverse succesvolle stukken, waarvan De Wattman zijn meest recente is. Zijn roman De zwarte brug werd genomineerd voor de 12e Cutting awards. 

Korte inhoud van het boek: Een schrijver belandt in het ziekenhuis en moet daar noodgedwongen de kamer delen met een man die nooit zwijgt. Hij kan niet anders dan luisteren naar een markant levensverhaal. Hij heeft geen verweer tegen een onstuitbare woordenvloed die doorspekt wordt met een uitermate onverdraagzaam gedachtegoed dat de kiem is voor een gekwetst bestaan. Deze roman werd geschreven in de taal die Vlaminck eigen is: een Vlaams volksidioom waarin burleske humor ernst omkadert.

Met onze Literatuurclub hadden we een ontmoeting met de auteur, en wel op het kantoor van  Uitgeverij Vrijdag in Antwerpen. Nathalie werd door de schrijver persoonlijk begroet. Ze volgt hem dan ook al lang, bezoekt presentaties van zijn boeken én leest ze natuurlijk. Ze is fan. Jan, altijd dol op Vlaamse auteurs, had nog niets van deze schrijver gelezen, maar tijdens het gesprek werd hij erg enthousiast.  Inmiddels hebben Nathalie en Jan het boek gelezen en ze vinden het prachtig. Allebei geven ze vijf sterren. In Vlaanderen is Erik Vlaminck een grootheid, maar in Nederland? Erik was bereid tot een interview met ons en daar zijn wij best mee in onze nopjes.

Jan: Een berg mens onder witte lakens speelt zich af in en rondom Kapellen, je geboorteplaats. Meer van jouw boeken spelen in de buurt van Antwerpen. Doe je dat bewust? Aan de andere kant merken we dat de setting lokaal is, maar de thematiek/het verhaal universeel. Hoe krijg je dat zo voor elkaar?

Erik: Ik kan alleen schrijven over omgevingen die ik ken en mijn geboortestreek - zoals ze was toen ik er in de jaren vijftig en zestig opgroeide - ken ik nu eenmaal. Verder is het belang van een omgeving waarin een roman zich afspeelt niet groter dan het belang van een decor in een theaterstuk. De essentie van een roman zit in de herkenbaarheid van emoties. Lezers moeten het gevoel krijgen dat wat er in een boek gebeurt ook met hen, en in hun leven, kan gebeuren. Dan pas wordt een romanthema universeel. Een schrijver moet daar oog voor hebben. Het lijkt mij een talent dat voor een auteur even noodzakelijk is als dat van het beheersen van de woordkramerij.

Jan: In het gesprek dat we met je hadden zei  je dat je een schrijver zonder fantasie bent. Hoe kan je dan zo’n boek schrijven als Een berg mens onder witte lakens. De titel alleen is al een vondst. Het sprankelt, zit vol taalkundige trouvailles, het perspectief wisselt steeds. Hoezo geen fantasie? Waar kom je zo’n hoofdpersonage tegen?

Erik: Zo’n hoofdpersonage kom je tegen wanneer je, gelijk waar in Vlaanderen, een dorpscafé binnenstapt. En de taalkundige trouvailles uit mijn teksten kom je ook tegen wanneer je in datzelfde dorpscafé goed luistert. Mijn schrijftechniek berust op het bewust uitvergroten of weglaten van bepaalde nuances waardoor bepaalde dingen extra gaan opvallen. Vergelijk het met een fotograaf die bepaalde beeldfragmenten over- of onderbelicht.

Jan: Het valt op dat het uiterlijk van de personages niet beschreven wordt. De lezer gaat door hun manier van praten, door wat ze zeggen, zichzelf een beeld vormen van dat personage. Dat gaat bijna automatisch tijdens het lezen. We zagen het filmpje dat opgenomen werd in het ziekenhuis. Jan dacht bv. onmiddellijk aan een man met een bierbuik, nou ja Nathalie ook wel een beetje. Raar hè, of niet?

Erik: Wanneer in boeken het uiterlijk van personages beschreven wordt, ervaar ik dat snel als bladvulling. Dergelijke beschrijving kan alleen nodig en nuttig zijn wanneer er met dat uiterlijk iets aan de hand is dat belangrijke impact heeft op het innerlijke van die mens. Ik vind dat het ook geen pas geeft om pagina’s en pagina’s te vullen met wat er gegeten of gedronken wordt, of met welke merkkledij deze of gene zichzelf drapeert. Ik heb veel vertrouwen in de creatieve verbeelding van de lezers; het is diefstal om hen die te ontnemen.

Jan: Je weet allerlei historische plekken, feiten op organische wijze in je verhaal te verwerken. De sprintoverwinning van Rik Van Linden in de eerste etappe van de Tour de France van 27 juni (hoewel dat het tweede deel van de eerste etappe was), de transportonderneming Van Egeraat uit Bergen op Zoom, Restaurant ’t Leeuwke in Kapellen, de omschrijving van de camions. Het lijkt dat je behoorlijk wat tijd hebt besteed aan research voor jouw boek.

Erik: Al mijn boeken en theaterteksten stoelen op erg veel research. Ik bezoek archieven, ik lees kranten uit periodes waarin boekfragmenten zich afspelen, ik ga met mensen praten, ik wil de plekken zien waar het gebeuren plaats vindt, enz. Ik heb dat nodig om de emotionele betrokkenheid met mijn onderwerp te vergroten. Ik hoed me er wel voor om te veel ‘researchweetjes’ op de lezer los te laten; een en ander moet decor blijven. Levensecht en waarheidsgetrouw, maar toch decor.

Jan: Je gebruikt vergroting om dingen duidelijker te maken, om contrasten effectiever te maken. Het wordt bijna theatraal hoe de tirades van het hoofdpersonage verlopen. Het gaat over ‘de buitenlanders, Borgerhout wordt Borgerokko, platkoppen zijn de chauffeurs uit het Oostblok (‘ze hebben zo’n platte kop omdat hun hersenpan maar half zo groot is. Dat komt door het communisme want daardoor krimpen hun hersenen’), homoseksualiteit, de witte frakken en de gezondheidszorg, het geloof, dierenleed, vegetarisme.  Laat je je hoofdpersonage niet meer of toch andere maatschappelijke thema's becommentariëren dan in je vorige boeken?

Erik: Het is een ziekte van mijn hoofdpersonage dat hij over alles - en doorgaans niet gehinderd door enige kennis - een uitgesproken mening heeft. Soms denk ik dat deze ziekte in dit tijdsgewricht epidemisch is. Ik zou ze niet te eten willen geven, de mensen die dé waarheid in pacht hebben en vinden dat ze hun lumineuze denken dan ook nog eens ongezouten, ranzig en beledigend moeten rondbazuinen op sociale media. Mijn hoofdpersonage is geen smartphonemens, hij heeft voldoende aan een ziekenhuisbed om zijn evangelie te verspreiden.

Jan: Humor is ook zo’n element dat kracht geeft, aanzet, maar ook relativeert. Voor ons is de humor vaak tragikomisch. De humor zorgt voor de nodige hilariteit. Maar is de humor in je boek echt komisch bedoeld? Het maakt het lezen van het verhaal in elk geval tot een feest.

Erik: Alle humor heeft per definitie ook een achterkant; we lachen met iets waarvan we hopen dat het onszelf nooit overkomt. Het geeft humor een bevrijdend aspect. Het blijft wel opletten om humor niet kwetsend te maken. Een roman heeft daarbij het voordeel dat hij van de eerste tot de laatste pagina ‘fictie’ is; de lezer weet (of zou moeten weten) dat er gelaagdheid en interpretatie in het spel zijn. De uitspraak ‘kust vierkant mijn kloten’ krijgt daar een andere dimensie dan wanneer ik ze zou gebruiken tegen iemand die ik levende lijve ontmoet.  

Jan: Je verhalen raken elkaar dikwijls. Een thema als de Kermis komt terug (je roman Suikerspin ging daar o.a. over), sommige personages komen terug, misschien komen er wel stukjes uit andere verhalen terug, evenals de locaties. Is dat toeval?

Erik: Alleen mensen die op zaterdag in de krantenwinkel de rij vergroten omdat ze een lottobiljet willen kopen, geloven in toeval. De kern van de meeste van mijn boeken speelt zich af in één en hetzelfde universum; een troebele waas van aan elkaar geregen herinneringen uit mijn kindertijd in een dorp ten noorden van Antwerpen. In die memoriemist duiken vanzelf steeds opnieuw dezelfde figuren op. De kermis hoort er onlosmakelijk bij; het was de grote buitenwereld die jaarlijks een week lang het dorpscentrum innam en dan -omdat het dorp te klein was- opnieuw vertrok.

Jan: Natuurlijk moeten we het ook over de taal hebben die je gebruikt. Ons viel op dat op een aantal plaatsen een hoofdstuk op eenzelfde manier begint: ‘Dat hij geen ruggengraat heeft. Dat zegt Karlien. Dat ze ongelukkig is omdat ze ziet dat hij ongelukkig is. Dat zegt zijn moeder. Dat ze tegen haar winkel praat, maar dat hij bezig is zich een gat in de lever te zuipen. Dat zegt Jeanne van De Volksvriend”.  Verderop in de roman doe je hetzelfde met het woord ‘alsof’ aan het begin van de zin. Dat kan niet toevallig zijn?

Erik: Dit soort staccato-zinnen gaat een hamerend ritme aangeven. Het is een stijlingreep die de leessnelheid beïnvloedt. Ik heb schrijven altijd als een vak beschouwd en ik vind dat een auteur een breed register aan stijlmiddelen moet beheersen. Ik geloof niet in het fabeltje dat iedereen een boek kan schrijven. Een boek schrijven vereist minstens zo veel vakkennis als het maken van bijvoorbeeld een degelijke kleerkast of het waterpas betegelen van een badkamerwand.

Jan: De personages (met uitzondering van de schrijver wellicht) bevinden zich op de grens van normaal-abnormaal. Het lijkt wel of ze op zoek zijn naar hun identiteit, zoeken naar wie ze echt zijn. Is dat misschien hét thema van deze roman? Wat heb je willen zeggen met deze roman?

Erik: Naar mijn mening bevindt ook de schrijver zich op die wankele grens van normaal-abnormaal. Ik denk zelfs dat alle mensen op die smalle richel lopen. En dat ze bovendien allemaal - achter hun eigen staart lopend - op zoek zijn naar zichzelf. Maar misschien is het thema van deze roman toch eerder het bubbelfenomeen. We leven allemaal vrolijk met gelijkgestemden in grandioze bubbels en we hebben amper weet van wat zich in andere grandioze bubbels afspeelt. Een berg mens onder witte lakens heeft de pretentie om een bubbel te openen waar weinig boekenlezers weet van hebben.  

Jan: En tot slot, waarom wordt de naam van het hoofdpersonage pas op de laatste pagina genoemd?

Erik: Ik heb, terwijl ik aan het schrijven was, kolossaal geworsteld met mijn hoofdpersonage. Ik werd zelden met zo’n lastig en onverzettelijk karakter geconfronteerd. Terwijl ik hem creëerde, wilde ik hem weggummen. Zo lang ik hem geen naam gaf, bleef hij niemand. Uit mededogen en uit mensenplicht vond ik het nodig om hem van ‘niemand’ tot ‘iemand’ te maken; daarom krijgt hij op de laatste pagina een naam en wordt hij in de titel als ‘mens’ omschreven.   

Erik, hartelijk dank voor het aangename gesprek met onze Club en dit interview!

 

Primeur voor de Literatuurclub

4108785540931ab18f516f889c0c2554.jpg

 

Een archieffoto van het kindje Jezus uit de processie die op de pagina's 11 en 12 van Een berg mens onder witte lakens beschreven wordt, een stukje uit de memoriemist waarin de boeken van Erik Vlaminck hun oorsprong vinden. Ook de nonnen waarvan sprake op diezelfde pagina's vind je hier in volle glorie.

Op 20 maart werd dit boek voorgesteld in het AZ Vesalius-ziekenhuis in Tongeren. De auteur kroop daar in een ziekenhuisbed met naast hem acteur Hans Van Cauwenberghe en samen brachten ze een stuk uit het boek tot leven. Hoe dit er uit zag, kan je zien op dit stukje van TV Limburg, op Facebook en op de hieronder volgende foto's.

61d0d9e192d730f9880cef2b52272bfb.jpg

f5f4173a0ee747a912567e865d72e33e.jpg

Foto's presentatie: Met dank aan uitgeverij Vrijdag
Foto Erik Vlaminck: Philippe Swiggers
Vragen: Jan Stoel
Redactie: Nathalie Brouwers & Jan Stoel
Banner: Anne Oerlemans



Reacties op: Erik Vlaminck: "Terwijl ik mijn hoofdpersonage creëerde, wilde ik hem weggummen"

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Erik Vlaminck

Erik Vlaminck

Erik Vlaminck (Kapellen, 2 juli 1954) is romanschrijver en theate...