‘King of the Dancefloor’ in Disco Inferno
Disco Inferno. Misschien denk je aan de gelijknamige hit van The Trammps uit de film Saturday Night Fever. Deze film uit 1977 markeerde onmiskenbaar het discotijdperk. Een jaar later kwam Grease uit, nog zo’n kaskraker. In beide films speelde John Travolta de hoofdrol. Naast de kracht van de muziek gaven de films ook weer hoe je uit de sleur van het leven kon ontsnappen door in een disco iemand anders te zijn. De cover van Braken, een novelle van Louis Van Dievel, refereert onmiskenbaar aan de hoes van Saterday Night Fever. Disco Inferno speelt een belangrijke rol in Braken. Twee leden van de Literatuurclub, Nathalie B en Jan, lazen samen dit boekje. Nathalie was nog maar pas geboren toen de disco hoogtij vierde en Jan heeft het allemaal meegemaakt. Het leverde een spannende buddyread op. Twee generaties op de dansvloer van de disco zogezegd.
Louis Van Dievel is journalist en schrijver, afgestudeerd als vertaler Italiaans en Engels. Hij is jaren journalist geweest voor de VRT, werkt nog steeds als moderator van VRT.news en schrijft zelf ook columns met een knipoog voor die website. Als auteur schrijft hij in de Vlaamse volkse verteltraditie van Erik Vlaminck. Hij brak door in 2006 met zijn boek De Pruimelaarstraat, een verhaal dat gaat over een serieverkrachter en moordenaar die de regio Mechelen terroriseerde in het begin van de jaren zeventig. Dit boek kwam op de shortlist te staan voor de Libris Literatuur Prijs, en werd bewerkt tot een theaterstuk door het Mechelse gezelschap ‘t Arsenaal. Zijn boek Hof van Assisen kreeg in 2012 de Knack Hercules Poirotprijs. Zijn laatste roman uit 2017 is De laatste ronde. Hij schreef ook al heel wat theaterteksten en humoristische verhalen.
Het verhaal
Braken is het verhaal van de Kempense Gilbert. Hij was aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw ‘King of the dancefloor’ in de disco van Jerry. Discomuziek is dan in en hot in de muziek-charts. Later wordt hij ambtenaar, gaat hij alleen wonen in een appartement in Gooreind, vlakbij zijn geboortedorp, de negorij Braken, een nest met een frituur, een busdepot en een grenspaal. Het nabijgelegen Nieuwmoer is een ‘wereldstad’ ten opzichte van Braken. Wanneer een bezoeker aan zijn favoriete (verlopen) disco (voor ‘bejaarden’ over de 45 jaar), met de naam Disco Inferno, hem aan zijn liefdesverdriet van 12 jaar geleden doet denken, blijft hij buiten en braakt hij voor de ingang van de disco van ‘den Jerry’ zijn ganse levensverhaal uit, daarbij een zekere Freddy aanroepend.
Hij heeft een jeugd achter de rug met ouders waar hij zich niet van kon los maken, die hij wel haat maar niet kan verloochenen. Zijn ouders zijn zeer bekrompen en probeerden Gilbert als kind zoveel mogelijk te controleren en onder de knoet te houden. Vooral zijn moeder blijft nog steeds proberen zijn leven te organiseren.
“Twee keer in de week komt ze (ons moe) ongevraagd kuisen bij mij (…). Ons moe komt in feit twee keer in de week huiszoeking doen in mijn gelijkvloers”
Vroeger probeerde hij al eens een liefje mee naar huis te nemen maar ze werden allemaal al snel weggepest door zijn ouders. Zeker nadat ‘de Hollandse Rebekka’ wegbleef, bleef hij alleen en eenzaam achter en probeert hij sindsdien de zinloosheid van zijn bestaan tijdens de nacht te vergeten. Is hij uiteindelijk losgekomen van zijn geboortedorp? Aan het einde van het verhaal dringt de teleurstelling zich op. Het leventje van Gilbert is tot dan toe niet echt beloftevol geweest, en de vraag is of hij er zelf nog ooit zal kunnen uitbreken.
Verteller in de volkstaal
Het levert een hilarische novelle op, je zou het tragikomisch kunnen noemen. De volkse personages zijn levensecht neergezet en Van Dievel laat ze spreken zoals ze zijn: in ongekunsteld, sappig Vlaams. Het geeft de novelle kleur. De humor relativeert de tragiek van Gilbert.
“Ons moe had een blik tomatenvelouté met balletjes van Unox opgewarmd. Het viel nog mee dat we een teloor kregen. Ons moe was naar de coiffeuse geweest, het was precies of ze droeg een Duitse helm op haar kop.”
Buddy-read
De disco-tijd
Jan: Nummers as Stayin’Alive, How deep is your love, Night Fever, Jive Talkin’, More than a woman en natuurlijk Disco Inferno waren mega-hits. De falsetstemmen van de BeeGees waren kenmerkend. John Travolta deed de meisjesharten sneller kloppen. Overal in de disco’s zag je discoballen aan het plafond. Toen een jaar later Grease uitkwam denderde de discodreun verder en spots en knipperlichten creëerden een specifieke sfeer in de discotheken. Je ging natuurlijk ook gekleed in een bijpassende look: pantalons met uitlopende pijpen, stretch-kleding die reflecteerde in het discolicht, getailleerde blouses, en de spandex niet te vergeten (nylon maillots die zeer geschikt waren om in te dansen), shirts met prints, schoenen met plateauzolen, puntige revers. Maar je moest vooral een coole houding hebben en uitstralen dat je niet te verslaan was op de dansvloer. De disco-muziek was niet zo aan mij besteed. Wat ik in Braken zo mooi vind is dat Gilbert in de kleding van toen probeert die discotijd te doen herleven. Er komen nu babyboomers van een ander soort. “Ze komen niet met de autobus maar op een zware moto, met hun lief achterop. Want op hun zestigste hebben ze hun vrouw nog laten zitten voor een mokske van vijfenveertig. (..) Dansen kunnen ze niet. Ze pakken pillen om te presteren.” Het inferno van de disco van vroeger is wel uitgedoofd. Gilbert was ooit the king of the dancefloor.
(Spandex en plateauzolen)
Nathalie B : Ik heb inderdaad de discotijd niet meegemaakt wegens nog niet geboren of veel te jong. :-) Maar de film Grease ken ik natuurlijk wel. En Gloria Gaynor’s I will survive en Stayin’alive van de Bee Gees zijn natuurlijk oorwurmen van jewelste. De setting heb ik af en toe wel meegemaakt op een retro-fuif of dergelijke, maar de sfeer van de tijd van toen kan ik me toch niet echt voor de geest halen jammer genoeg.
De verstikkende omgeving
Het dorp Braken is erg gesloten, de ouders houden er een bekrompen mentaliteit op na vergeleken met nu. Gilbert is op zoek naar vrijheid, probeert zich te ontworstelen aan het juk van zijn ouders.
Nathalie B: Zulke dingen zijn natuurlijk een herkenbaar thema als het over de jaren ’50 à ’60 gaat en zeker als een boek het verhaal brengt van een opgroeiend kind en jongere. Er waren wel dingen in terug te vinden die ik kon plaatsen uit dit thema. Daarnaast zijn er twee grote maren: ten eerste zijn de ouders van Gilbert enorm platvloers, grof, brutaal, racistisch zelfs, enz. Dat aspect komt zeker goed uit de verf, en deed me eerlijk gezegd soms de rillingen over de rug lopen. Ten tweede dacht ik dat de opvoeding van de kinderen in de jaren ’70 en ’80 toch wel losser werd en veel minder streng dan voordien. In vele dorpen zal in die tijd een ‘goede katholieke afkomst’ nog steeds een goede indruk gemaakt hebben; de sneer van Gilbert’s moeder naar Rebekka over een vermoeden van een joodse afkomst, kon ik toch maar moeilijk verstouwen. Ik zou denken dat dit soort vooroordelen en antisemitisme toch ook al not done geweest was in die tijd. Jan merkt echter op dat hij deze tijd wel zo heeft meegemaakt, en dat het wereldbeeld nog steeds erg gesloten was. Daar kan ik ook niet echt over meespreken eigenlijk. Dit blijft dus vreemd voor mij als jongere generatie en misschien ook wel omdat ik opgegroeid ben in (de rand van) het Antwerpse, een grote stad, waar misschien toch sneller meer nieuwe (buitenlandse) invloeden worden opgenomen? (en uitgespuwd ook trouwens, bluts met de buil …)
Dat je vrijmaken van je ouders geen gemakkelijke noot te kraken is, is dan wel weer herkenbaar. Je zou kunnen denken dat als je alle redenen zou hebben om je van je ouders af te keren, het dit net makkelijker zou maken. In dit verhaal is dit niet het geval. Dat is ook wel een aspect dat bij me is blijven hangen en is misschien ook niet zo abnormaal dan je wel denkt, als je in je jeugd zeer kort gehouden geweest bent bv.
Jan: De jaren zeventig roepen een nostalgisch gevoel op. Je kijkt naar de tijd dat je zelf jongvolwassen was. Ik denk dan terug aan TopPop, bands als Deep Purple, Archie Bunker. In de Nederlandse politiek was het de tijd van Joop den Uyl en Hans Wiegel. Den Uyl stond voor idealisme en bevlogenheid. Er werd gepolariseerd. Maar het wereldbeeld was toch tamelijk gesloten. Ik denk dan aan hoe er over langharig werkschuw tuig werd gesproken en dat je de Telegraaf niet las, want die zou fascistoïde trekken hebben. Een genuanceerd standpunt innemen was niet zo algemeen in mijn beleving. Ik herinner me wel dat ik niet naar alle televisieprogramma’s mocht kijken als jongere. Vooral de VPRO was not done. De Amerikaanse cultuur werd enerzijds gekoesterd (als je jong en hip was droeg je jeans en t-shirts), maar anderzijds afgewezen omdat deze te materialistisch was. Die paradox was er ook op het gebied van waarden en normen. Op mijn middelbare school was het verboden jeans en lang haar te dragen bijvoorbeeld. Ik herken me dus wel in hoe Louis Van Dievel het leven in Braken beschrijft.
Snotvalling en pinker
Nathalie B: Er wordt constant in de gij-vorm geschreven, dat kan ook niet anders vanwege de context zou ik zeggen, mijn gevoel zegt ook dat er wat dialect of regiolect in zit, maar bij nader inzien valt dat waarschijnlijk wel mee of er wordt een hele uitleg aan een woord gegeven zoals met de titel Braken. ‘Wij gebruiken dat woord niet in die betekenis. Wij zeggen spouwen, of brokken, of gewoon overgeven. Braken is voor ons een woord gelijk een ander. Gelijk stoel, begrijpt ge?’ Nee, Braken staat hier voor de naam van Gilbert’s dorp welteverstaan. Ik denk wel dat de romans van Van Dievel wat ‘beschaafder’ zijn om de verstaanbaarheid niet in de weg te staan. Ik heb zijn boek De Pruimelaarstraat ooit gelezen, en dat was wel wat meer toegankelijk Nederlands in mijn herinnering. Ook de stijl is heel direct, heel informeel. Deze novelle is zo volks, echt enorm volks met een heel Vlaamse kleur. Als ik een boek zou moeten kiezen waarvan ik denk dat Nederlanders het echt niet zouden begrijpen, zou het dit zijn. Maar Jan is natuurlijk niet zomaar een Nederlander…
Jan: Ik heb niet zo’n moeite met het taalgebruik, maar ik woon dan ook op 9 km afstand van de provincie Antwerpen. Ik geniet enorm van het plastische taalgebruik: snotvalling (verkoudheid), pinker (richtingaanwijzer), pree (salaris), blèten (huilen), telloor (bord, schotel), kwiet (sukkel), plastron (stropdas). En uitdrukkingen en zinnen als ‘dansen was iets voor jeanetten’ (verwijfde types) en ‘dames met een gecraqueleerd decolleté’ passen zo goed in het verhaal. Het boek is geschreven in spreektaal en dat maakt het zo authentiek.
Eindoordeel
Jan: Een novelle, klein overzichtelijk, maar zo mooi van taal, genieten op iedere bladzijde. Louis van Dievel laat op een prachtige manier zijn hoofdpersonage op zijn ‘verwoeste’ leven terugkijken. Hij kiest voor een originele setting. Gilbert wil de nostalgie van het verleden koesteren, maar het discovuur is wel geblust. Van Dievel was voor mij een nieuwe schrijver. Ik wil graag meer van hem lezen.
Nathalie B: Van Dievel zoekt opnieuw het tragikomische op, en heeft een patent op de volkse personages en anekdotes, die hij hier ook weer fantastisch neerzet. Zijn stijl klopt volledig met de context, zijn taal is écht ongekunsteld Vlaams en op vele punten is het verhaal gewoon hilarisch en doet het je hardop lachen. Toch blijft de tragiek knagen en heeft het hoofdpersonage de eerste helft van zijn leven al verkwanseld. Het verhaal kan ik niet herkenbaar noemen, daarvoor ligt de tijd die erin wordt beschreven nét wat te ver in het verleden voor mij. Ik bleef eerder met een wat wrang gevoel achter na het lezen van deze novelle i.p.v. een nostalgisch, maar er zit tegelijkertijd ook wel veel humor in. Het boekje bleef dus wel bij me hangen en maakte zeker indruk.
(Louis van Dievel; foto Stephan Peleman)
Tekst artikel: Nathalie Brouwers, Jan Stoel
Banner: Anne Oerlemans