Meer dan 5,8 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Kristien de Wolf: “Je kunt personages niet uitvinden, denk ik, je moet hen ‘zijn’”

op 29 juni 2024 door

Kent u het tijdschrift Elders literair? Het kwam voort uit een digitaal platform dat startte eind 2021. Er was aandacht voor literatuur, beeldende kunst, fotografie, film en architectuur. In 2022 startte men ook met een ‘papieren’ tijdschrift, eerst met een 0-nummer. Bij de presentatie van het eerste nummer in boekhandel Douwes in Den Haag op 13 mei 2023 trad de Vlaamse auteur Kristien De Wolf op met een prachtige, pakkende voordracht. In het eerste nummer stond een fragment uit haar nog te verschijnen roman Mooie Jo. Die roman wilde ik zeker gaan lezen. Hij is nu verschenen. Het is een biografische roman en volgens mij gaat het over een familielid van haar. De Wolf vertelt het levensverhaal van Jo Stormvogel, zoals het hoofdpersonage heet. Staat hij op de cover van de roman? Je zou het een coming-out-roman kunnen noemen, die de periode van de jaren veertig van de vorige eeuw tot nu omvat. Maar het gaat in deze roman om veel meer. Mij viel op hoe de familie van zowel Felix als Jo met homoseksualiteit omgaan. Geen krampachtige veroordeling en vooral ruimdenkend en Jo de kans gevend zijn eigen identiteit te ontwikkelen, zichzelf te kunnen zijn. De Wolf toont ook een tijdsbeeld met enerzijds de problemen die homoseksuelen ondervonden in de maatschappij, de vrije seksuele moraal in de jaren zestig en zeventig, de homoscene, maar ook de paniek die ontstaat tijdens de Aidsepidemie in de jaren tachtig. Verder de positie van de katholieke kerk, het misbruik zoals we dat hebben leren kennen uit een serie als Godvergeten. Maar het gaat toch vooral over de twijfels, de gevoelens, het omgaan met taboes, het maken van keuzes, de dreiging van het verstoten raken. De Wolf schrijft daarover met empathie en gevoel. Maar ze (ver)oordeelt nooit. Ze houdt ons ook een spiegel voor. Hoe gaan wij om met mensen die anders zijn? Hoe zit het met onze ruimdenkendheid? Hebben wij niet al te snel onze mening over van alles klaar? Willen we de ander echt begrijpen en respecteren zoals hij is? Mooie Jo is een verpletterend boek dat blijft nazinderen. Maar wie is Kristien De Wolf? En waarom deze roman?

Inhoud
Jo is een notoir mooie jongen, die dat zelf ook wel weet. Na een turbulente, bij tijden erg wrange jeugd, beslist hij om in een kloosterorde in te treden, waar hij in een dubieuze relatie met een priester verstrengeld raakt. Die leert Jo drinken, schenkt hem een wagen en neemt hem mee op plezierreisjes.
Net voor zijn eigen wijding treedt Jo alsnog uit en verhuist naar de grootstad. Hij stort zich in het bruisende uitgaansleven van de jaren zeventig en leert zijn seksualiteit te omarmen. Hij ontmoet er in 1974 Felix, met wie hij een tragikomisch leven zal leiden, een leven dat ze dertig jaar met elkaar delen, ook al blijft de priester uit Jo’s verleden in de relatie van het koppel rondwaren.
Mooie Jo is een biografische roman die een sprankelende tijd en een immens taboe naar voren schuift, een verkenning van vele soorten liefde en verraad.

Over de auteur
Kristien De Wolf (Sint-Niklaas, 1969) is schrijver en loopbaanbegeleider. Ze woont en werkt afwisselend in Zele en Bítem (Spanje) en publiceerde eerder de verhalenbundel Rotgeluk (2017) en de romans Ava Miller en ik (2019) en Regensoldaten (2021). In 2023 was ze curator voor het literaire festival Archipel in Sint-Niklaas)

Door: Jan Stoel

Foto's auteur: Louka Eben; foto's lezing: Diederik De Mezel

3776e2e0c76cadb376df97e6b3ddebae.jpg

Je hebt onder meer een carrière als advocaat, HRM-manager, consultant en business coach gehad en schoolde je om tot ‘levenscoach’, loopbaanbegeleider. Je hebt daarvoor sinds 2010 een praktijk Hoe zit het met Kristien De Wolf en het schrijverschap? Hoe is dat begonnen en hoe heeft zich dat ontwikkeld?

“Ik heb altijd geschreven. Het eerste gedicht vloeide uit mijn pen toen ik acht jaar was. Door Rechten te studeren (ik wist nog niet goed wat ik wilde) en daarna het werkveld in te tuimelen heb ik twintig, dertig jaar niet meer geschreven, tenzij larmoyante dagboeken over het leven waarin ik niet leek te passen. Rond 2010, in de stroom van mijn herscholing tot coach (een vierjarige opleiding), is mijn schrijverschap stilaan opnieuw ontwaakt. Ik ben mijn leraar, Eric Schneider en mijn medecursisten nog altijd dankbaar omdat ze me voor het blok gezet hebben: ga je nu worden wie je wil worden of ga je nog eens twintig jaar treuzelen?”

Mooie Jo is je derde roman. Zit er een constante in je werk? Zijn er overeenkomsten met de eerdere romans?

“Ik denk dat de aspecten ‘ontwikkeling’, zoeken, je bestemming vervullen of niet -want beide padenkomen voor in mijn werk-, van groot belang zijn. Sinds Mooie Jo is het ‘ondergangsaspect’ erbij gekomen: het leven en vooral de intensiteit daarvan tijdens perioden van groot verlies. De ondergang van onze manier van leven ook, de natuur, de teloorgang van de middenstand, bepaalde vormen van cultuur en schoonheid. Ik leef nu lang genoeg om te kunnen zien wat er intussen allemaal al verloren is gegaan. Nu besef ik ook dat ik altijd erg veel hield van ondergangsromans van anderen, The Grapes of Wrath van John Steinbeck, Gone with the Wind van Margeret Mitchell, De boeken van de troost van Erwin Mortier.”

Je roman wordt geafficheerd als een biografische roman. Dat houdt in dat de auteur op literaire wijze het leven beschrijft van iemand die echt bestaan heeft. Volgens mij is Jo een familielid van jou. Wie is Jo? Zijn achternaam is vast niet Stormvogel? Is het zijn foto die op de cover staat?

“Je hebt gelijk. Hij is het op de cover en ik heb hem goed gekend, al was hij van een andere generatie. Maar omwille van de nabestaanden houd ik het graag bij Jo Stormvogel. Ook al omdat er heel wat fictie in het boek geslopen is. Jo Stormvogel valt grotendeels samen met de historische figuur, maar niet helemaal. Het heeft volgens mij dan ook niet veel zin om zijn echte naam hier te noemen. Je hoeft dat niet te weten om te genieten van het boek.”

Wat heeft je er toe bewogen om Mooie Jo te gaan schrijven?

“Het materiaal, dat wil zeggen de verhalen die werden verteld, mijn eigen observaties en naderhandook de spullen, begrafenisboekjes, brieven, geschriften van anderen, de foto’s en de muziek, het was te mooi en te rijk om er niets mee te doen. Jaar na jaar vroegen mensen in mijn omgeving ernaar. Waarom doe je daar niets mee? Jij zou dat kunnen. Op een keer bleek ik aan het boek begonnen te zijn, maar dat specifieke moment kan ik me nu niet meer herinneren.”

Volgens mij heb je veel research moeten doen. Kun je daar iets over vertellen?

“Mijn research bestond eruit om maandenlang te spreken met de overlevende echtgenoot van Jo en met vele familieleden. Ik ben ook gaan praten met iemand die bij hem in het klooster heeft gezeten. Verder heb ik veel gelezen, over kloosterordes en de missies, een doctoraat over misbruik in de Kerk, vol met getuigenissen en zelfs eentje over Sint-Sebastiaan, de patroonheilige van de homogemeenschap. Zo ben ik Gerard Reve trouwens op het spoor gekomen, in wiens werk Sint-Sebastiaan ook een rol speelt. Dat fantastische oeuvre heb ik bijna helemaal verorberd. Daarnaast ook veel andere literatuur waarin op een genuanceerde, literaire manier over homomannen wordt geschreven: de boeken van Erwin Mortier die ik al noemde, maar ook bijvoorbeeld Het oog van de kraanvogel van Peter W J Brouwer, Het oog van de meester van George Steiner, over de erotische component van de leraar-leerlingverhouding, enzovoort. Veel ad hoc desktop research bij pertinente vragen over seksualiteit. Ik bouwde ook een fotoarchief op. Veel scènes zijn letterlijk foto’s die ik gezien heb. Foto’s van Jo die bij Felix staan, maar ook in albums van familie en vrienden, foto’s van Jo die in de tuin werkt, van Jo met mijzelf als kind, van Jo met een witte pij voor de kerk tussen de familie, foto’s die in het klooster genomen zijn.”

Je hebt dan je een enorme berg gegevens en dan moet dat vervolgens gaan structureren in een pakkend verhaal dat beklijft. Hoe heb je dat aangepakt?

“Ik ben heel ongestructureerd in mijn aanpak. Geen post-its of mappen, meer een grote berg papier waarin ik telkens opnieuw moet gaan zoeken. Ik weet dat ik iets gelezen of gezien heb, maar waar? Dan wordt het graven en bladeren. Er zijn massa’s tijdlijnen, dat wel, gewoon om niet helemaal verloren te lopen. Maar ook die moest ik telkens opnieuw opstellen. Mensen vinden dat onbegrijpelijk, want het boek zelf is niet chaotisch, denk ik. Wel heb ik een goed geheugen en ik kan heel veel tekst in mijn hoofd houden en ik blijf weten waar alles staat. Ik schrijf de scène die zich aandient. Zo had ik al heel vroeg de eindscène van het boek geschreven. Je moet ook beseffen dat ik dikwijls scènes heb geschreven, kort nadat ik een gesprek met Felix had gehad. Het ijzer smeden als het heet is. Dat voelde dan als een urgentie. Anderzijds is het een levensverhaal, met een volgorde die min of meer chronologisch vastligt. Het is geen thriller of zo, waarbij een plot ingenieus moet worden opgebouwd. Voor het schrijven van een dergelijk boek zou mijn methode helemaal niet werken, maar voor een boek waarin alles om beelden, sfeer en gevoel draait, werkt dat wonderwel.”

Tegenvallers gehad bij het schrijven? Momenten dat je vastliep?

“Oorspronkelijk had ik van bij de start drie stemmen die door elkaar liepen: Jo, Felix en de Pater. Mijn uitgever, Sam De Graeve, vond het vreselijk, niet te lezen. Toen heb ik alles opnieuw verbouwd. Dat was heftig, maar ik moet hem gelijk geven, het is veel beter nu. De stemmen krijgen meer ruimte en lopen pas door elkaar als de lezer tijd heeft gekregen de personages te leren kennen. Soms moet je ook eens luisteren naar deskundigen van goede wil. Op zich heb ik daar geen problemen mee. Ik ga gewoon aan het werk. Daarna is het heel vlot verlopen. Ik heb bij elke redacteur – er waren er drie! – eerst lof en dan een lijst met werkpuntjes gekregen. Zo herinner ik me ook het moment waarop Marcel van den Boogert, die vooral kijkt naar de begrijpelijkheid van de taal voor het Noorden van het taalgebied, maar die er ook een punt van maakt alle referenties naar historische gebeurtenissen, films, muziek, wat dan ook, minutieus na te lopen, me liet weten dat de film Papillon pas begin 1974 in onze zalen werd vertoond. Ik had de fout gemaakt om te kijken naar de release in de Verenigde Staten. Toen heb ik gezweet om de chronologie recht te trekken, want als één ding verschuift, moet je alles weer nakijken, aanpassen en dan kloppen andere dingen niet meer. Het kammen van het schaap noem ik dat. Steeds maar opnieuw tot alles in evenwicht is. Soms word ik ’s nachts wakker en weet ik plots waar er nog iets niet klopt. Pittig is dat, maar Ik ben vooral heel dankbaar om deze en andere verbeteringen die de redacteuren met scherpe ogen me in staat stelden aan te brengen.”

24321da7e8d30b194ae2377793fb42fe.jpg

Je schrijft voor in je roman ‘Dit is een werk van verbeelding.’ Hoe heb je feit en fictie met elkaar verbonden? En waar komt de verbeelding in beeld?

“Na de gesprekken heb ik nooit meer naar de geluidsbandjes geluisterd, die ik van mijn gesprekken met Felix gemaakt had. Ik heb mijn brein en mijn gevoel vrij baan gegeven met de dingen die vanzelf naar boven kwamen drijven. Dat alleen al is een daad van fictie. Wat je wel en niet vertelt. Ook vooral op visueel gebied heb ik mijn verbeelding gebruikt en me niet afgevraagd of het nu strookte met de documentaire waarheid. Ik ben geen journalist.”

Prachtig motto heeft je boek ‘Like living and dying was all he ever did’ (The Last Cowboy Song). Het slaat precies de spijker op zijn kop voor wat Jo betreft. Hoe ben je bij dit citaat terechtgekomen? En je laat de delen van je roman bijna allemaal beginnen met een citaat. Ze geven de kern van zo’n deel aan, passend bij de ontwikkeling die Jo in zijn leven doormaakt. Hoe vind je die citaten?

“Ik kende dat lied al heel lang. Als ik naar een song luister, pluis ik ook de tekst uit. Soms is er dan zo’nzin die me mijn hele leven bijblijft. Dat liedje gaat trouwens ook over teloorgang, de ondergang van een bepaald stuk van de Amerikaanse cultuur. Het was dus passend op twee niveaus. Het lied brengt mij letterlijk tot tranen, nog altijd. Sommige andere citaten komen uit liedjes uit mijn tijd thuis, zoals Georges Brassens, dat ik op het eind van het boek gebruik. Het gaat vooral gaat over levenslust, speelsheid, een beetje buiten de lijntjes kleuren, een beetje een boefje zijn. Ik vond dat wel passen bij Jo, bij zijn jonge ziel, zullen we maar zeggen. ‘Je lui ai dit ‘Par la Madone / Reste auprès de moi’ / Le Bon Dieu me le pardonne /Mais chacun pour soi /Qu’il me le pardonne ou non /D’ailleurs je m’en fous /J’ai déja mon âme en peine /Je suis un voyou.’ Heerlijk! Ook bijvoorbeeld Georges Moustaki. Dat zijn liedjes die de sfeer van die tijd grijpen, vooral de zomerdagen. Soms is het een anachronisme, zoals bij ‘Song for he dumped’, een geweldig liedje uit de grunge tijd. Soms zie ik iets in een boek. Ik onthoud die dingen gemakkelijk en als er dan een moment komt waarop er iets nodig is voor het boek, haal ik dat naar boven. Soms moet ik het dan wel opzoeken om het precies goed te citeren, natuurlijk. Het zijn immers vooral de sferen en de emoties die ik werkelijk onthoud.”

Ik vind dat je op een fabuleuze manier je personages een stem geeft, zich laat ontwikkelen. Jo met zijn twijfels, zijn zoektocht naar het geluk, het aangaan van relaties, de keuze om uiteindelijk ‘te gaan leven’. En de Pater die als prior van het seminarie verliefd is op Jo, maar het celibaat respecteert en ondertussen in de pluralis majestatis spreekt omdat hij zich belangrijk voelt. Hoe pak je zoiets aan?

“Ik herlees heel veel en voel dan of het binnenkomt bij mij als ik een lezerspet opzet. Daarom duurt het zo lang. Ik laat teksten weken liggen om dan te kunnen ervaren of ik ze kan voelen. De eerste geut is echter altijd een moment van genade, waarop ik helemaal niet meer bewust ben van wat ik aan het doen ben. Soms ben ik zelf verbaasd door wat er staat, zoals met dat meervoud dat je net aanhaalde. En als de Pater kwetsbaar is, dan wordt het plots terug een schamele ‘ik’. Ook de inleiding waar de spullen spreken, dat is zo’n voorbeeld van een stuk tekst waarvan ik verbaasd ben dat het aan mij ontsproten is.”

In je roman speelt Felix een belangrijke rol. Je laat hem aan het begin van de roman terugdenken aan Jo, die dan tien jaar dood is. En aan het einde maakt hij het verhaal rond. Daartussen ontwikkelt zich ‘het verhaal van Jo’ min of meer in chronologische vorm. Wat vond hij ervan dat er een boek over Jo kwam? En wat vindt hij van het resultaat?

“Ik ken Felix (ook een schuilnaam) heel goed. Hij heeft me nooit expliciet gezegd of hij het goed vond, maar hij schreef mij toen hij het had gelezen: ‘dikke tranen.’ Ik weet dat hij nog veel in het boek leest, stukken, want soms is het gewoon te veel voor hem.”

Je gebruikt drie perspectieven in je roman: die van Jo, Felix en de pater. Je laat ze allemaal in de ik-vorm aan het woord. Waarom?

“Ik schrijf altijd in de ‘ik’-vorm. De ‘ik’-vorm verplicht tot empathie en dat is het allerbelangrijkste inhet schrijven van dit soort verhalen, misschien wel in alle verhalen die ertoe doen. Het is zoals een acteur, die moet ook echt het personage worden om het geloofwaardig neer te zetten. Ik werk op dezelfde manier.”

Mooie Jo lezen is ook zicht krijgen op het tijdsbeeld vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw tot het heden. Je laat de tijd resoneren: de homoscene, de onzekerheid die de Aidsepidemie veroorzaakte, het misbruik door de katholieke kerk, de acceptatie van homoseksualiteit. Maar ik vind de gelaagdheid in je roman bijzonder. Bijvoorbeeld de ruimdenkendheid van de ouders van Jo, die altijd achter hun kind blijven staan. Ik had dat helemaal niet verwacht van mensen die buiten de grote stad wonen. Verder de openheid, de spiegel naar nu, waarbij de saamhorigheid, het er zijn voor de ander naar voren komt. Je zet dat een beetje impliciet neer in je roman daar waar je het hebt over het verdwijnen van de buurtwinkels die weggedrukt worden door de shopping centers bijvoorbeeld. Sluipt die gelaagdheid vanzelf in je roman?

“Ik denk dat het leven per definitie gelaagd is. Ik hou er ook van om grote tijdsperiodes te overschouwen. Pas dan kan je echte verschuivingen zien. Daarom hou ik meer van hoog vliegen en veel zien, dan van diep graven op één vierkante meter. En dan krijg je dit vanzelf, denk ik: vaart en lagen. Het leven van Jo en Felix kan eenvoudigweg niet begrepen worden zonder deze gelaagde context. Er moet bij die verdraagzaamheid van de ouders trouwens wel een kanttekening geplaatst worden. Beide figuren hebben één persoon die hen aanvaardt waardoor de rest mee moet. Bij Jo is dat zijn vader, bij Felix is dat zijn moeder. Eén persoon van belang die je neemt zoals je bent, misschien is dat genoeg om op te bouwen?”

Je oordeelt, veroordeelt niemand of niets. Je laat het trekken van conclusies over aan de lezer. Die krijgt door de nuances die je in je verhaal aanbrengt meer begrip voor de personages. Ik moest er ineens aan denken dat je ook een coachingspraktijk hebt. Komt dat niet oordelen daarvandaan?

“Wat goed gezien! Wel, in die jarenlange opleiding die ik vermeldde hebben we eigenlijk, achterafbekeken, maar één ding geleerd dat werkelijk van goudwaarde is. Het is om oordeel om te buigen of zelfs radicaal te vervangen door interesse. Stel de volgende vraag. Vraag verder tot je het helemaal begrijpt. Daar ben je wel even zoet mee, maar het is heel bevrijdend. Ik kan het iedereen van harte warm aanbevelen. Het is de basis voor alle geslaagde communicatie, voor het schrijven van doorvoelde boeken en ook voor wereldvrede.”

13074e9a6902a4d8386c1bc59081ecb3.jpg

Liefde is een thema dat door de hele roman meandert. Soms is het de onvoorwaardelijke liefde van de ouders voor hun kinderen, dan weer het verlangen, dan weer het fysieke, maar ook de verboden liefde (de lust van broeder Marc en andere priesters) en de ‘platonische’ (de pater en Jo die van elkaar houden maar de grens niet over gaan; een liefde die verborgen moet blijven). En dat valt me nog iets op: het lijkt wel de geliefde waar ze echt van houden voor de belangrijkste personages onbereikbaar blijft. Felix is dan wel dertig jaar met Jo, maar hij hield eigenlijk het meeste van Theo. Voor Jo was Bas zijn ideaal. Het geldt ook voor anderen. ‘We zijn elkaars grote liefde niet’ constateert Felix op een gegeven moment. Hoe zit dat, Kristien?

“De mens wil altijd wat hij niet heeft en ziet niet wat er wel is. Toch denk ik dat Felix en Jo wel eenechte en diepe liefde deelden en dat uiteindelijk ook beseften. Wat Theo en Bas betreft, wel, iedereen heeft wel een grote liefde, waarvan hij later zegt dat het mooi was, maar daarom is dat nog niet de persoon om een leven mee te delen. Maar meer van belang is dat mensen tegenwoordig (of misschien was dat altijd al zo) alles in één mens willen aantreffen, al die soorten liefde. Hij of zij moet mijn zorgende vriend zijn, mijn intellectuele soulmate en dan ook nog eens mijn fysieke summum. Blijven zoeken zou ik zeggen. Ik moet daar eerder mee lachen. Het is helemaal prima en aan te raden om je liefde te delen en te ontvangen op verschillende plaatsen. Felix had dat heel goed begrepen. Homomannen zijn daar trouwens opvallend goed ik, heb ik uit mijn onderzoek gemerkt. ‘Cismensen (wat vind ik dat een vreselijk woord, zeg) kunnen nog wat van ze leren op dat vlak.”

Ik meende een symboliek te bespeuren. Je roman bestaat uit zeven delen en zeven is het getal dat compleetheid aangeeft; de zeven delen volgen de ontwikkeling die Jo doormaakt tot hij een vrij en compleet mens is geworden. De pater die het grote voorbeeld voor Jo was heet Augustinus. Kerkvader Augustinus (354-430) was in zijn jonge jaren losbandig en stortte zich in homoseksuele liefdes. Je herkent dit in de pater. Felix staat natuurlijk voor de brenger van het geluk. En de film Papillon die regelmatig opduikt in de roman verwijst naar de tatoeage van een vlinder die het hoofdpersonage op zijn borst droeg. Symbool voor het zich vrij voelen, het ontsnappen uit de cocon waar je in opgesloten zit. En dan is er nog de achternaam van Jo: Stormvogel. Een stormvogel is een zeevogel die zelden aan land komt. Hij keert steeds naar hetzelfde nest terug en is sociaal. What’s in a name, zou je kunnen zeggen? Toevallig allemaal?

“Toevallig, intuïtief. Wie zal het zeggen? Dat van Augustinus is nieuw voor mij, ik had die naam omdat Augustinus een grote leraar was, en daar tegelijk zelf tegen waarschuwde, maar het andere klopt ook helemaal of nog meer. Straf! Ik geloof echt dat we soms ‘tappen’ uit het collectief onbewuste, zonder dat we het doorhebben. Misschien heb ik daar toevallig veel talent voor? Papillon is van hetzelfde laken een broek. Ik ben al heel mijn leven onder de indruk van dat personage, telkens maar weer een vlot bouwen, moedig, maar gedoemd. Aan die vlindersymboliek heb ik niet expliciet gedacht en toch is het juist.”



Je schrijft filmisch, hebt het vermogen om zo te schrijven dat je het voor je ziet. Natuurlijk spelen daar de anekdotes en scenische manier van schrijven bij. Je weet personages ook zo beeldend neer te zetten: show don’t tell. Bijvoorbeeld Felix, de interieurachitect en de man van de kleuren: “De bleke hemel boven mij leek met een poezelig eendenveertje beschilderd, in geel en goud, met daartussen heldere adertje van roze, blauw en grijs.” Je verbeelding wordt meteen aan het werk gezet en je gaat in je hoofd de man ‘inkleuren.’ Hoe pak je dat aan?

“Ik word Felix die naar de hemel kijkt. Ik kijk naar de hemel of herinner mij de hemel en schrijf daar dan over met zijn stem. Het personage Jo zou nóóit ‘poezelig eendenveertje’ zeggen. Je voelt meteen dat dat fout zou zijn. Jo zou helemaal niets over de hemel zeggen op zo’n moment. Die zou wel weer in zijn eigen hoofd zitten. Hij kijkt pas heel laat in het boek terug naar de natuur, maar de beschrijving is ook dan heel summier. Je kunt personages niet uitvinden, denk ik, je moet hen ‘zijn’.”

Er zit ook veel humor in het verhaal. Waarom heb je dat er in gestopt?

“Er zit niet veel anders op voor mij. Misschien omdat ik zelf ook zo in het leven sta. Die stuntelige zelfrelativering die misschien ongeloofwaardig is voor de observator, maar toch een noodzaak is voor het subject. Humor helpt om het leven nemen, als in ‘aannemen’ en doet niets af aan de diepgang van het drama, integendeel zelfs. Daarom hou ik ook zo van Reve, Vekeman, Mortier, Palmen, die gríj́pen het leven in volheid van vreugde en pijn. Dat wil ik ook.”

Je hebt met je roman eigenlijk een monument voor Jo geschreven. Het is een verhaal over het jezelf kunnen zijn, over ruimdenkendheid, liefde maar ook levenslust en genieten van het leven. Wat hoop je dat de lezers van je roman bijblijft?

“Ik wil dat ze van Jo en Felix houden, dat ze hen missen als het boek uit is.”

48b4dea43bf034f7dce87007c1fdf559.jpg



Reacties op: Kristien de Wolf: “Je kunt personages niet uitvinden, denk ik, je moet hen ‘zijn’”

Meer informatie

Gerelateerd

Over