Literaire Stedentrip (vanuit de luie stoel): New York
Sinds een aantal weken zijn de meeste reisbeperkingen voor toeristen vanuit Europa naar de Verenigde Staten opgeheven. Mits gevaccineerd en zo is het weer mogelijk om bijvoorbeeld een literaire stedentrip naar New York te maken. Cies wilde hier niet op wachten en heeft tijdens de corana epidemie met behulp van de eigen boekenkast, e-reader, plaatselijke bibliotheek en lokale boekhandel, voor zover de laatste twee open waren, een literaire stedentrip gemaakt naar New York vanuit zijn luie stoel. Hier onder zijn ‘reisverslag’.
Tekst en banner: Cies
Het eerste dat opvalt bij het verdiepen in literair New York, is de grote hoeveelheid romans, verhalen(bundels) en poëzie die geschreven is met New York als onderwerp of toch op zijn minst als belangrijk decor. Er is geen beginnen aan om te komen tot dé literaire leeslijst over New York. Wat ik nog wel heb gedaan is een lijst maken met interessante en relevante titels. De lijst kan je hier vinden. Ook deze lijst is niet volledig. Suggesties ter aanvulling zijn dan ook welkom.
Het tweede dat mij opviel is dat er weinig literatuur is die de periode tussen de stichting van de eerste Europese kolonie in 1624 tot en met de eerste helft van de 19e eeuw als onderwerp heeft. Mijn Loepje collega Hetty heeft over die periode in de geschiedenis van New York twee interessante artikelen geschreven die je hier en hier kan vinden. Op zich ook niet zo heel vreemd dat er in deze periode en over deze periode niet zo heel veel literaire producties zijn te vinden, omdat New York pas echt heel hard ging groeien in de tweede helft van de negentiende eeuw.
Het derde dat opvalt is dat een heel groot deel van de New Yorkse literatuur gaat over migratie en het vinden van een nieuwe toekomst in een nieuwe stad. Of het nu gaat om migratie vanuit het (oude) Europa naar de Nieuwe Wereld, migratie van vrijgemaakte slaven uit het Zuiden van de Verenigde Staten of van gelukszoekers uit andere delen van de Verenigde Staten die aangetrokken door ‘the city that never sleeps’ een nieuw leven willen opbouwen, migratie is een heel vaak terugkerend thema. Zeker in de boeken die ik heb gelezen is de ‘trek naar New York en het daar opbouwen van een nieuw leven’ een terugkerend thema.
Henry Roth – Noem het slaap (1934)
Zo’n 15 % van de huidige bevolking van New York heeft een Joodse achtergrond. De meeste van deze bewoners zijn nazaten van Oost-Europese Joodse emigranten die tussen 1850 en 1940 in grote getalen naar New York trokken. In het werk van bekende Joodse New Yorkse schrijvers als Chaim Potok en Philip Roth kom je deze migratiegeschiedenis dan ook regelmatig tegen. Minder bekend is de schrijver Henry Roth (geen familie van Philip en ook niet van Joseph) die als kind vanuit Oost-Europa met zijn ouders emigreerde naar New York. In zijn autobiografische debuutroman Noem het slaap beschrijft Roth door de ogen van de jonge David Schearl hoe het is om op te groeien in het begin van de twintigste eeuw in een Joods arbeidersklasse gezin in New York. Roth gebruikt ‘stream of consciousness’, wat nog steviger benadrukt hoe ingewikkeld, onbegrijpelijk en vermoeiend de wereld voor de opgroeiende David Schearl is.
Ralph Ellison – Onzichtbare man (1952)
Een heel andere migratiegeschiedenis dan die van Oost-Europese Joden is die van zwarte Amerikanen. In 1865 wordt in de Verenigde Staten de slavernij afgeschaft, wat leidt tot een grote verhuisbeweging van zwarte Amerikanen vanuit het Zuiden naar de grote industrialiserende steden in het Noorden. Daar is redelijk goed betaald werk en in het Noorden is minder racisme. Misschien was en is er ook wel helemaal niet minder racisme, maar zijn er andere vormen van (institutioneel) racisme. Een van die steden in het Noorden waar in industrie en haven relatief makkelijk redelijk betaald werk is te vinden is New York.
Wanneer de niet bij naam genoemde verteller in Onzichtbare man van Ralph Ellison in de jaren dertig van de vorige eeuw van een zwart college in het Zuiden van de Verenigde Staten wordt gestuurd trekt hij naar New York. In New York, maar ook in andere grotere steden in het noorden van de Verenigde Staten, is in die jaren sprake van de Harlem Renaissance; herwaardering van de zwarte cultuur, en lijkt het rassenvraagstuk in het noorden er minder te toe doen. Al snel wordt het de verteller duidelijk dat het (institutioneel) racisme in New York minder zichtbaar is dan in het Zuiden, maar dat het nog net zo dominant aanwezig is. In zijn zoektocht naar een eigen identiteit, een eigen persoonlijkheid wordt hij keer op keer geconfronteerd met (voor)oordelen van anderen, zowel blank als zwart, betreffende zijn identiteit en persoonlijkheid. Wanneer hij beseft dat hij niet zelfstandig zijn eigen identiteit en persoonlijkheid kan ontwikkelen besluit hij om ‘onzichtbaar’ te worden en zo min mogelijk identiteit en persoonlijkheid te hebben. Onzichtbare man is door de gelaagdheid en de complexiteit van het identiteitsvraagstuk een lastige roman, maar ook een roman die door de wijze waarop Ellison dit thema behandelt ook een universele roman wordt. Wij worstelen immers allemaal in meer of mindere mate met onze identiteit en de (voor)oordelen die anderen hebben over onze (vermeende) identiteit.
James Baldwin – Als Beale Street kon praten (1974)
Minder gelaagd dan Ellisons Onzichtbare man, maar (institutioneel) racisme is ook begin jaren zeventig in Als Beale Street kon praten van James Baldwin nog steeds een centraal thema. Baldwin is in vergelijking met Ellison wel veel hoopvoller over de toekomst. De jonge vrouw Tish, de centrale vertelster in de roman, probeert samen met haar vriend/verloofde Fonny een toekomst op te bouwen in New York. Wanneer Fonny ten onrechte beschuldigd wordt van verkrachting en in de gevangenis terecht komt is het Tish die met steun van beider families blijft hopen op een betere en rechtvaardige toekomst voor Fonny, haarzelf en de New Yorkse samenleving in het geheel. Het is deze hoop, soms tegen beter weten in, die de roman op één en hetzelfde moment zowel opgewekt optimistisch als hartverscheurend pessimistisch maakt.
F. Scott Fitzgerald – Grote Gatsby (1925)
Een derde migratiestroom naar New York toe is die van (jonge) mensen uit het Midden Westen en Noord Oosten die naar New York trekken om daar carrière te maken en/of de bekrompenheid van het platteland willen ontvluchten. Een pracht voorbeeld hiervan is de mysterieuze Jay Gatsby, het hoofpersonage in Scott Fitzgerald’s De Grote Gatsby. Gatsby is afkomstig uit een provincieplaatsje in het Amerikaanse Midden Westen en trekt naar New York om stinkend rijk te worden en zijn grote liefde op te zoeken. Het welgestelde milieu waarin De grote Gatsby is een contrast met de bovenstaande besproken romans. Scott Fitzgerald die zelf verkeerde in de hedonistische en decadente kringen van de New Yorkse upper-class in ‘the roaring twenties’ schetst een tragisch beeld van het leven van vele ‘society’ figuren.
Truman Capote – Ontbijt bij Tiffany (1958)
Veel minder tragisch is het titelverhaal Ontbijt bij Tiffany uit de gelijknamige bundel van Truman Capote. Het verhaal draait om Holly Golightly, een 19 jarige jonge vrouw afkomstig uit het Zuid Westen van de Verenigde Staten die na een kort verblijf in Hollywood in New York terecht is gekomen. Zij verblijft in dezelfde ‘middle & upper class’ kringen als Jay Gatsby, al speelt dit verhaal zich af in 1943. Ondanks dat de Tweede Wereldoorlog in volle gang is, is daar in de betere kringen van New York zo goed als niets te merken. De reden voor Holly om naar New York te trekken, naar haar eerdere mislukt avontuur in Hollywood, is om door een rijke man aan de haak te worden geslagen. Als ‘femme fatale’ windt ze zonder al te veel moeite de ene na de andere man om haar vinger, maar of daar ook de ware tussen zit, dat vertelt het verhaal niet.
Edith Wharton – Jaren van onschuld (1921)
Net als de voorgaande twee boeken speelt Jaren van onschuld zich ook af in de sociaaleconomisch betere New Yorkse kringen, maar dan wel de allerhoogste kringen van de allerrijksten tussen 1870 en 1880. In tegenstelling tot alle voorgaande besproken boeken is hier geen sprake van migratiegeschiedenis, maar gaat het juist om de al decennialang gevestigde sociale orde van de New Yorkse elite in die jaren. Dit is een sociaal milieu dat volledig naar binnen is gekeerd en zich vooral (of is het alleen) druk maakt om ‘hoe het hoort’ en ‘wie het met wie doet’. Edith Wharton die opgroeide in dit milieu schets op ironische en soms sarcastische wijze de vooringenomenheid, de oppervlakkigheid, en de intellectuele leegte van dit milieu. In de roman wordt de grootste onrust veroorzaakt door de terugkeer van Ellen Olenska uit Europa na een ongelukkig huwelijk met een Poolse edelman. Toch nog een beetje migratiegeschiedenis, al is het deze keer geen migratie, maar remigratie. Ellen wil en kan zich niet (meer) conformeren aan de verstikkende en bekrompen normen van de New Yorkse elite en diezelfde elite weet zich geen raad met het gedrag en de opvattingen van Ellen.
Bret Easton Ellis – American Psycho (1991)
De inhoudelijke overeenkomsten tussen Jaren van onschuld en American Psycho zijn opmerkelijker dan de verschillen. Ook in American Psycho, dat zich afspeelt in het New Yorkse yuppen milieu eind jaren tachtig van de vorige eeuw, draait het om ‘hoe het hoort’ en ‘wie het met wie doet’. In de eeuw tijd die er tussen de periodes zit waarin beide romans zich afspelen is er zo goed als niets veranderd. Uiterlijk vertoon en er bij (willen) horen zijn nog steeds belangrijker dan wat iemand zelf ergens van vindt en voelt of wie hij/zij zelf zou willen en kunnen zijn. Het verschil tussen beide romans zit dan ook niet zozeer in de inhoud, maar wel in de stijl. Maakte Wharton nog gebruik van de betrouwbare verteller Newland Archer, Patrick Bateman de verteller die Bret Easton Ellis gebruikt is een van de meest onbetrouwbare vertellers uit de literatuur. Bateman is een bluffer, leugenaar, pocher, zelfingenomen klootzak die meerdere keren in een door coke en andere drugs benevelde toestand in een ‘stream of consciousness’ zijn verhaal verteld. Of het de drugs zijn (geweest) of dat hij al heel zijn leven psychopathische kenmerken heeft, dat mag ieder lezer voor zichzelf beslissen, maar dat Bateman niet deugd dat is wel duidelijk na lezing van American Psycho.
J.D. Salinger – Vanger in het graan (1951)
Bij het lezen van American Psycho moest ik regelmatig denken aan Holden Caufield, het hoofdpersonage in Vanger in het graan van J.D. Salinger. Zou de 17-jarige Holden uit kunnen groeien tot een Patrick Bateman die 25-26 is in American Psycho. Beide hebben ze gelijkaardige traumatische ervaringen opgedaan zo rond hun twaalfde die hun verdere leven voor een groot deel vormgeven. Dat Ellis Vanger in het graan heeft gelezen daar twijfel ik niet aan, maar in hoeverre hij bewust Bateman tot een oudere versie van Holden Caufield heeft gemaakt is en blijft een vraag.
Caufield krijgt kort voor de kerstvakantie te horen dat hij van kostschool wordt gestuurd. Met het beetje spaargeld dat hij heeft besluit hij om een aantal dagen in New York ‘onder te duiken’ voordat hij naar zijn ouders gaat die ook in New York wonen. Die dagen, rondtrekkend door een koud en nat New York lezen in de beschrijving van Salinger is een een liefdesverklaring aan New York. Ondanks het feit dat hij het koud heeft en hongerig en eenzaam is voelt Holden zich helemaal thuis en op zijn gemak in New York. Als is het meer een liefde voor de stad dan voor haar bewoners.
John Dos Passos – Manhattan Transfer (1925)
Voor een literaire ode aan New York en haar bewoners moeten we bij Manhattan Transfer van John Dos Passos zijn. Deze roman hoort in een rijtje met Ulysses (1922) van James Joyce over Dublin en Berlijn-Alexanderplatz (1929) van Alfred Döblin over Berlijn. Drie klassieke romans uit de jaren twintig van de vorige eeuw die (in)direct ook een ode zijn aan de stad waar het verhaal zich afspeelt en de bewoners van die stad. Opmerkelijk genoeg kent Manhattan Transfer van Dos Passos, afgaand op de cijfers hier op Hebban, veel minder lezers dan de andere twee romans. Manhattan Transfer combineert de ‘stream of consciousness’ uit Ulysses met de nieuwe zakelijkheid van Döblins Berlijn-Alexanderplatz. Manhattan Transfer bestaat uit fragmentarische hoofdstukken die in het begin vooral tot verwarring leidden bij deze lezer, maar na een tijdje komen personages en locaties vaker terug en ontstaat er een boeiend panorama aan, nog altijd fragmentarische, inkijkjes in de levens van een aantal New Yorkers in de periode tussen 1890 en 1925. New Yorkers met verschillende (migratie)achtergronden bij wie op één of andere manier de levens tijdelijk samenlopen met die van andere personages in Manhattan Transfer. Door dit samenlopen en overlappen krijg ik ook het gevoel dat in een restaurant waar Dos Passos een scene laat plaatsvinden aan een tafeltje verderop personages uit Noem het slaap of De grote Gatsbybzitten te eten.
Don DeLillo – Onderwereld (1997)
De indruk dat een groot deel van de locaties in de ene roman vrijwel tegelijkertijd ook gebruikt worden in een andere roman of film had ik nog veel sterker bij het lezen van Onderwereld van Don DeLillo. Onderwereld van Don DeLillo is al even fragmentarisch als Manhattan Transfer van Dos Passos. Alleen zijn een aantal van de centrale personages in Onderwereld geen New Yorkers meer. Zij hebben om verschillende redenen de stad verlaten, maar in hun hoofd en hart zijn zij nog steeds aan New York gebonden. De roman speelt zich af in tijdens de Koude Oorlog tussen 1951 en 1994. De (ex-) New Yorkers in Onderwereld besteden veel tijd aan het ophalen van herinneringen aan een New York dat niet meer is, en misschien ook wel nooit is geweest, omdat ons geheugen niet perfect is. Het zijn in deze herinneringen, in de verhalen van vroeger, dat ik vaak het idee kreeg dat DeLillo een intertekstueel spel met de lezer speelt door zijn personages terug te laten gaan naar locaties die een belangrijke rol spelen of speelden in de Amerikaanse populaire cultuur. Dit postmoderne spel dat DeLillo met de lezer speelt toont aan dat New York (geldt ook voor elke andere stad) niet zozeer een verzameling gebouwen is waar mensen leven, wonen en werken, maar dat New York óók een welhaast metafysisch en mythisch concept is dat voor iedereen een andere betekenis heeft.
Deze boodschap van DeLillo is een grote geruststelling, want ongeacht het aantal New Yorkse romans, novellen, verhalen en non-fictie die ik de komende tijd nog lees, het gaat mij nooit lukken om New York volledig te kennen en te begrijpen. En dat geeft ook niet.
Wat zijn jullie favoriete New Yorkse romans, novellen en verhalen? Welke, al dan niet hier boven besproken, New Yorkse romans willen jullie ooit nog eens lezen?