Marieke De Maré: “Je moet een boek kunnen zingen”
En ineens was daar Bult van Marieke De Maré, een boek met een opvallende vormgeving door onder meer een horizontale, voorthobbelende lijn die op een aantal plaatsen in het boek terugkeert. Er is veel ruimte in het boek, veel aandacht voor stilte, een ruime bladspiegel. Dan ga je lezen en dan valt de originaliteit van het verhaal op. Drie personages die geen naam hebben, die ieder een eigen last dragen, als het ware een bult op de rug dragen, die bezig met de eigen verwerking van wat ze meegemaakt hebben en elkaar uiteindelijk ontmoeten. Het verhaal is geschreven in eenvoudige taal, maar zet de verbeelding van de lezers aan het werk. Wat zit er achter die vaak poëtische taal? Marieke De Maré laat de taal zingen, creëert een verhaal dat je op meerdere niveaus kunt lezen en een wonderschoon einde kent. Het verhaal kruipt onder je huid en blijft daar lang zitten. Het stemt tot nadenken over hoe we onze samenleving hebben ingericht. En knikkers spelen een ongelofelijk belangrijke rol in Bult. Dat maakt nieuwsgierig. Wie is Marieke De Maré en wat beweegt haar? De hoogste tijd dus voor een interview met deze debutante.
Door: Jan Stoel
Banner: Anne Oerlemans
Over de schrijver: Marieke De Maré schrijft en performt, regisseert en doceert. Ze behaalde een masterdiploma Dramatische Kunsten, optie Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen. Zij maakte samen met Maud Vanhauwaert haar eerste eigen voorstelling Het begint goed in Theater Malpertuis. Tussendoor vertelt ze grote en kleine verhalen, verzorgt ze presentaties en performances en geeft ze tal van theaterateliers voor jongeren. Daarnaast werkte Marieke als freelancer voor Radio 1, Radio 2 en Klara. Twee keer al werd ze voor de VRT genomineerd voor de Prix Europa met haar mockumentary’s. In 2012 regisseerde ze voor het eerst een zelf geschreven jongerenproductie Bubbels. In 2013 maakt ze een installatie voor de productie Du Bist Alles voor het theaterfestival Boulevard Nederland. Marieke maakt deel uit van DUOBAAN XL, een trio dat grenzen opzoekt tussen muziek, performance, klank, geluid en poëzie. Ze geeft les aan de Kunstacademie van Torhout.
Over het boek: Een jonge vrouw, een oude vrouw en een lange slanke man wonen op BULT. Tijd gaat voorbij terwijl ze taart eten, soep koken, met de hond wandelen, knikkeren of hun haag knippen. In alles wat ze (niet) doen gaat het heel vaak over de dood. Meer bepaald over het doodgaan van moeders, die wonderlijke wezens waaruit we voortkomen en waarmee we tegen wil en dank zijn verbonden. Een melancholisch, weemoedig, soms grappig en onthecht verhaal waaruit een groot verlangen spreekt om ergens mee in het reine te komen. En dat je dat alleen moet doen. Bult gaat over een verlangen naar (on)troostbaarheid.
Je bent in Vlaanderen gekend als theatermaker, radiomaker, docent aan de kunstacademie, actrice. Vanwaar de drive om een roman te schrijven?
Ik heb altijd al een boek willen schrijven. Van jongs af aan eigenlijk. Alleen is het een van de weinige dingen waarover ik zweeg. Ik heb het altijd als een geheim beschouwd tussen mijn hart en mijn tong en ik heb aan mezelf beloofd dat ik er pas over zou spreken als ik het echt meende, als ik er echt klaar voor was. Je weet nooit helemaal zeker of je er klaar voor bent, maar ik heb op een bepaald moment een enorme drang gevoeld om er aan te beginnen. Ik heb tussen mijn 27ste en 30ste drie kinderen op de wereld gezet. Dat was een fantastische tijd, maar ik heb in die jaren veel creatieve ideeën in de koelkast moeten stoppen omdat de zorg voor mijn kinderen op de eerste plaats stond. Ik ben altijd een verhalenverteller geweest, in alles wat ik doe, maar in die eerste jaren met mijn drie dochtertjes heb ik veel gedachten en ideeën moeten opbergen in mijn hoofd. Voor later. Drie jaar geleden, toen mijn jongste dochter één jaar werd, opende ik op een ochtend mijn computer en begon ik te schrijven. Er was toen geen weg terug, ik wist dat meteen.
Ik merk dat het boek het resultaat is van een proces van jaren rijping, van opnieuw schrijven, schrappen, aanvullen. Kun je iets vertellen over je schrijfproces? Hulp gehad bij dit proces?
Als je een boek schrijft moet je eenzaam durven zijn. Ik heb die eenzaamheid ook opgezocht, in het midden van een groot gezin. Als iedereen de deur uit was en ik geen andere opdrachten had, stond er in mijn agenda: 'Marieke schrijft'. Nooit heb ik iemand erover aangesproken. Mijn man Jeroen wist dat ik schreef, maar gedurende twee jaar wist hij niet waarover. Ik wou dit alleen doen. En ik wou pas mensen iets laten lezen als het voor mij af was. En zo is het ook gegaan. Ik geloof dat ik de eerste maanden naar een wit blad heb zitten staren, dat ik daarna anderhalf jaar heb geschreven, en daarna een jaar heb geschrapt, geknipt, geplakt. Heerlijk, dat knutselen.
Je schrijft het boek als het ware in korte scènes die op een gegeven moment in elkaar grijpen. Had jij het verloop van het verhaal in je hoofd toen je begon, wist je waar je naar toe wilde schrijven?
Je hebt twee soorten schrijvers, diegene die precies weten wat ze gaan schrijven en structuren maken, en diegene die niets weten en met een wit blad beginnen. Ik hoor bij de laatste groep. Ik wist zo goed als niets. Behalve dat ik drie personages wilde leren kennen en dat het hele verhaal zich afspeelde op een heuvel. Gaandeweg is het gegroeid. Ik geniet tot op dit moment nog altijd van de gedachte dat het verhaal zichzelf heeft geschreven en dat ik pas heel laat – om niet te zeggen een paar maanden geleden – besefte waar het allemaal over gaat. Tot op vandaag ontdek ik mijn eigen werk.
Het doodgaan van moeders, maar ook van andere familieleden komt steeds terug in je roman, maar ook het verlangen naar troost en het maken van contact zijn thema’s in je roman. Waar komt die urgentie om daarover te schrijven vandaan?
Ik heb mijn boek een paar maanden geleden, toen het al lang af was en het klaar was om gedrukt te worden nog eens in alle openheid gelezen en ik moest op een bepaald moment huilen. Er overviel mij een gedachte die ik tot dan toe nooit eerder had gehad. Het nieuws dat ik zwanger was van mijn eerste dochtertje kwam samen met het nieuws dat mijn moeder borstkanker had. Ik heb in die periode heel veel existentiële vragen gesteld. Ik ben bang geweest. Voor het leven én de dood. Op mijn vragen kwamen weinig antwoorden. Ik denk dat ik met mijn boek iets probeer te verwerken van toen. Vandaar ook de quote van Albert Camus aan het begin van mijn boek: 'Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt.' Ik herken dat. Ik zoek het ook nogal graag in zottigheid of absurditeiten als er geen antwoorden komen.
Voor alle duidelijkheid: mijn moeder leeft nog, meer dan ooit, en mijn oudste dochter is een fantastisch meisje dat voluit leeft. Ik heb geen hele diepe wonden van toen. Sommige van mijn personages hebben het jammer genoeg harder te verduren gehad in het leven. Via hen heb ik het graag over de zin van ons bestaan.
De vormgeving van het boek is bijzonder. De Bult op de voorpagina, het doorlopen van de horizon in het boek en het veranderen van het reliëf van die lijn en op de binnenflap eindigend in een persoon die zich beweegt naar de top van de Bult. Het zorgt voor verbinding tussen de ‘delen’ van het boek. Is dat een idee van de vormgever of van jou? En waarom dan toch die foto van Bult op de binnenflap?
Gert Dooreman is mijn vormgever. Ik ben ontzettend blij met hem. Hij is een meester in vormgeving en typografie. Wij hebben eerst lang gebeld met elkaar en al snel zaten we op dezelfde lijn, namelijk dat de (letterlijke) lijn in mijn boek belangrijk was. Ik zat daar al drie jaar mee in mijn hoofd, dat er iets moest zijn met een lijn. En daarna is hij aan de slag gegaan. Voor ons allebei was het een must dat de lijn over de flappen heen en op de achterkant van het boek doorliep. Zo gebeurd, zo gedaan. Ik heb een fantastische uitgeverij (uitgeverij Vrijdag) die openstaat voor alles.
Wat ik mooi vind aan je boek is de ruimte die je schept, de stiltes die je laat vallen. Soms staat er ook letterlijk ‘stilte’ of een ‘-‘ of er wordt jasmijnthee gedronken. Je combineert daarin vormgeving met inhoud. Je boek wordt daardoor bijna een concept. Vanwaar dat idee?
Ik heb altijd een enorme drang om de dingen te zeggen zoals ze echt zijn. En daar geen franjes rond te hangen. Dat heb ik geleerd van Bart Moeyaert (hij doceerde het vak Schrijven aan het conservatorium van Antwerpen waar ik studeerde). 'Zeg het maar zoals het is' zei hij altijd. Soms heb je niets meer nodig dan 'stilte', of 'ze dronken koffie'. Dat vind ik zo verademend. Ik wou ook dat die zinnen letterlijk en figuurlijk voor vertraging zorgden. Als ik mijn verhaal lees, heb ik soms zin om een beetje te wachten als er 'ze dronken koffie' tussen twee witregels staat. Alsof je een beetje moet wachten tot de koffie op is. Ik vind het belangrijk dat de lezer in een soort langzaam ritme komt.
De personages hebben geen naam. Je noemt ze ‘de jonge vrouw’, ‘de oude vrouw’ en de ‘lange slanke man’. Waarom hebben ze geen naam?
Ik heb daar lang over getwijfeld. En ja, ik heb wel eens pogingen gedaan om ze namen te geven, maar dat deed afbreuk aan mijn verhaal. Mijn verhaal is een universeel verhaal dat zich overal kan afspelen. Ik ben er van overtuigd dat iedereen die mijn boek heeft gelezen kwaad zou worden als de lange slanke man plots George zou heten. Dan gaat het plots over George en niet meer over de lange slanke man die we eigenlijk allemaal wel kennen, niet? Iedereen heeft toch een lange slanke man in zijn of haar straat wonen?
Je kleurt de personages steeds in, laat ze een ontwikkeling doormaken: van in zichzelf gekeerde mensen die met zichzelf in het reine willen komen tot mensen die voorzichtig met elkaar in contact komen om er uiteindelijk achter te komen dat ze iets gemeenschappelijks hebben en dan vooruit kunnen in het leven. Je wordt rustig, onthaast als je het verhaal leest, maar gaat je roman ook over hoop? Je schrijft: “Alles komt op tijd voor degene die weet hoe hij moet wachten.” Je roman gaat dus ook over hoop?
Zeker, de jonge vrouw, de oude vrouw en de lange slanke man weten dat de antwoorden niet zullen komen en zoeken naar manieren om hun leven te leiden. Dat ze elkaar daarin vinden, daarin zit de hoop. Niet dat zij plots alles met elkaar kunnen bespreken, totaal niet, wellicht zal dat nooit lukken. Er zijn mensen die mij vragen of de lange slanke man en de jonge vrouw een koppel zijn/ of zullen worden ? Dat weet ik niet, maar ik denk het niet. Hun relatie zal altijd moeilijk blijven. Maar het is in hun sprakeloosheid dat ze elkaar het beste verstaan. (Dit is een prachtige zin van Maud Vanhauwaert, die onder dat motto stadsdichters van Antwerpen is geworden).
Je schrijft geen woord te veel. Je beeldhouwt als het ware met woorden. Je gebruikt eenvoudige woorden, probeert met weinig veel te vertellen. Zo bakt de oude vrouw graag rabarbertaarten: “zoet en zuur verbinden vond ze heerlijk”. Achter die woorden gaat een hele wereld schuil. Je gebruikt ook vaak poëtische elementen als ritme, herhaling:
Het liefst wilde zij zwijgen.
Het liefst wilde zij staren.
Het liefst wilde dat hij sneller tekende.
Het liefst wilde ze daar nu zijn.
Het geeft je taal, je verhaal een cadans. Kun je iets vertellen over hoe je taal inzet om je verhaal die kracht te geven?
Ik vind taal ontzettend belangrijk, kan me onnoemelijk ergeren aan slecht gebouwde of slordige zinnen. Inderdaad, ik knutsel en bouw met woorden tot er beelden komen, en die beelden moeten – in mijn hoofd althans – exact zijn. Ik heb dagen gehad waarin ik uren aan een paar zinnen heb gewerkt. Mensen die niet schrijven, kunnen dat wellicht moeilijk begrijpen, maar de kracht van een verhaal zit hem voor mij zeker in de tijd die er over zinnen is gegaan. Uren, dagen, weken, maanden, tot je het gevoel hebt: dat is het, ik kan het zien, en het zit ritmisch goed. Ik lees tijdens het schrijven heel vaak luidop voor. Voor mij is schrijven componeren met taal. Je moet een boek kunnen zingen.
Ik noem een paar dingen die me opvielen: de namen die de oude vrouw aan de knikkers uit haar verzameling geeft; de naam van de hond, nachtvlinderhond van de lange slanke man, die graag tekent, maar de luiken van zijn atelier sluit omdat hij rouwt. De jonge vrouw die dierenmaskers maakt en graag klimt, maar als ze de top bereikt moet vallen van haar vader en dan bezield valt (voor mij een verwijzing naar de Icaruslegende). Je gebruikt fantasie om het thema van je boek over de zin van het bestaan te illustreren. Klopt dat?
Mijn fantasie is mijn (hopelijk lang) leven, ik ben moeder Natuur dankbaar dat ik het voorrecht heb gekregen om véel fantasie te hebben, en daarin te kunnen verdwijnen wanneer ik dat wil. Ik geloof ook dat je via fantasie onbewust kunt raken aan belangrijke vragen in het leven. Ik had geen plannen, ik heb op voorhand nooit aan de Icaruslegende gedacht, om dat even als voorbeeld te nemen, of ik had nooit de intentie om er bewust naar te verwijzen. Ik ben wel ontzettend blij dat u er wel aan denkt. U bent tevens niet de eerste die er naar verwijst. Maar ik heb dus geen fantasie 'gebruikt', er was gewoon geen andere weg.
Bult is geen ‘zwaar boek.’ Je verweeft humor in het verhaal. Daardoor gaat het extra sprankelen. Heb je het toegepast om ‘spanning’ en ‘ontspanning’ met elkaar af te wisselen of heb je daar andere motieven voor gehad?
Ik zal altijd naar (een beetje) humor grijpen als het te zwaar wordt. Ik vind het een van de belangrijkste eigenschappen in een mensenleven. Dat je kunt lachen en relativeren. Lachen en huilen gaan hand in hand samen, zoals leven en dood.
Wat zou je graag zien dat de lezer van je boek bijblijft?
Ik vind het een moeilijke vraag. BULT is een boek waar iedereen op een verschillende manier mee aan de slag kan. Ik krijg vaak te horen dat mensen mijn boek graag als geschenk aan iemand willen geven, dat vind ik een heel mooi compliment, omdat ze zelf vinden dat het 'deugd heeft gedaan' tijdens het lezen. Dat zou ik mooi vinden, ja...dat het deugd doet.