Mark Cloostermans: "De zoektocht naar een schuldige is een heel efficiënte motor voor een verhaal”
Een schrijver die het werk van Hendrik Conscience als inspiratiebron neemt voor een serie romans: dat is opvallend. De auteur heet Mark Cloostermans (1977), schreef vijftien jaar lang literaire kritieken voor onder meer De Standaard en debuteert nu met een eigen roman, Conscience, de terugkeer. Hij woont in Barcelona. Dan word ik nieuwsgierig. Dus het boek lezen, recenseren, reflecteren en dan kijken of de auteur zich op het interview-rooster wil laten leggen. Maak kennis met Mark Cloostermans en zijn bijzondere verhaal.
Interview: Jan Stoel
Portretfoto's: Jairo Guerrero
Over de inhoud: België, herfst 1869. Gerard Conscience, burgemeester van Turnhout, heeft een probleem. Een smokkelbende is in de stad actief, breekt in en pleegt moorden. Gerard roept zijn zoon Henri uit Engeland terug, waar die criminologie studeerde. Dat wordt beweerd tenminste. Henri loopt rond, kijkt en zwijgt. Twee vrouwen interesseren zich voor hem. Keert de rust weer?
Je schreef vijftien jaar lang literaire kritieken voor onder meer De Standaard? Van criticus tot romanschrijver: je durft je nek wel uit te steken, zeg.
Mijn relatie met De Standaard was verzuurd geraakt toen ik in juli 2018 mijn laatste stuk voor de boekenbijlage schreef. Maar er waren ook persoonlijke redenen. In 2017, het laatste jaar waarin ik nog recenseerde, publiceerde ik Spoiler, een boek over de literaire connecties van Amerikaanse tv-series. Wat ik op dat moment zelf niet besefte, was dat die interesse voor tv-series aangaf hoe zát ik de hedendaagse literatuur was. Het was óp, ik verdroeg het niet meer. Een vriend die net als ik letteren gestudeerd heeft, zei dat hij dat in het eerste jaar na het afstuderen ook zo had ervaren. Je hebt literatuur zo lang geassocieerd met werk en deadlines en verplichtingen, dat je al kokhalst bij het zíen van nog maar eens een boek. Dat kokhalzen heeft ongeveer een jaar aangehouden. Er waren dagen dat ik persberichten voor nieuwe boeken zag binnenkomen en dacht: wat jammer dat ik hier niet meer over kan schrijven… maar wat een godsgeschenk dat ik het niet meer hoef te lezen. En toen begon ik toch weer boeken te kopen, en te lezen. Het was een herontdekking van het leesplezier. Er was dus iets veranderd in mijn leven, maar ik zie het niet als een overgang van criticus naar schrijver. Het is eerder een overgang van freelancen (altijd op zoek naar opdrachten, financieel onzeker, rusteloos) naar een baan die mij ligt en boeit. Ik werk nu als R&D grant consultant – mensen vragen altijd wat dat betekent en als ik het uitleg zie ik hun ogen glazig worden, dus laten we dit stukje overslaan – en dat geeft mij de rust die ik nodig had om eindelijk schrijfprojecten af te werken. De basis voor Conscience werd al gelegd in 2016, maar verder dan flarden tekst en hopen notities raakte ik niet. Totdat mijn werksituatie veranderde en er opeens mentale schijfruimte vrijkwam.
Lees je nu andere dingen dan vroeger?
Ja, ik lees boeken uit veel meer genres, tijdvakken en landen. En in mijn eigen ritme. Ik ben een fragmentenlezer: na een bladzijde of 50 in het ene boek, ga ik door in het andere. Op eender welke dag van het jaar ben ik in meer dan tien boeken bezig. Soms blijft zo’n boek maandenlang door mijn flat slingeren, maar het raakt altijd uitgelezen. De ideale vakantiedag voor mij is: een stapel boeken selecteren en twintig bladzijden lezen in elk, skippend van de ene vertelstem naar de andere.
Je woont nu in Barcelona. Toch niet om net als je hoofdpersonage Henri Vlaanderen te ontvluchten?
In 2009 was ik een weekendje in Barcelona om de schrijver Rupert Thomson te interviewen. Ik wist meteen: hier zou ik kunnen leven. Maar dat kon helemaal niet. Ik werkte toen als theatercriticus in België, ik had een partner met wie ik al een decennium samen was, we betaalden samen een huis af… Er waren banden. Lang verhaal kort: een maand of zes later bleef er van die banden niets meer over. Ik was theatercriticus af, mijn relatie was beëindigd en het huis ging in de verkoop. Dus besloot ik een paar maanden op verhaal te komen in Barcelona. Dat is intussen tien jaar geleden.
Vanwaar de noodzaak om dit boek te schrijven?
Conscience is een kruising tussen twee ideeën: mijn liefde voor de tv-serie en mijn bewondering voor Georges Simenon, de Belgische misdaadschrijver wiens beste werk is opgenomen in de Pléaide-reeks. Over die reeksen had ik al geschreven in Spoiler, over Simenon in het boekje De man die van vrouwen hield (een samenwerking met Chrétien Breukers). En na al die non-fictie, al dat praten over andermans werk, was het hoog tijd voor eigen werk. Conscience, de terugkeer is een pilootaflevering van een tv-serie: je schept een heel universum, je vertelt een afgerond verhaal én de kijker/lezer moet voelen dat er nog veel meer te ontdekken valt in dit universum.
In dit verhaal werd je geïnspireerd door de novelle Houten Clara van Hendrik Conscience. Hoe zit dat?
Houten Clara is een novelle over een moeder die haar kind terugvindt in een weeshuis. Het centrale punt van de novelle is dat de jonge Clara echt blauw bloed heeft en dat haar afkomst zich toont in haar gedrag, ook al is ze opgevoed in dat weeshuis. Een heel romantisch, idealiserend idee. In De terugkeer gaat het er juist om dat adeldom, intelligentie, talent… overal en bij iedereen kunnen opduiken, los van maatschappelijke achtergrond. Tegen het einde van de roman is Henri Conscience, de held, niet meer de enige hoofdpersoon – hij heeft nu een huishoudster naast zich, Clara, veel lager opgeleid dan hij, maar een waardige partner. En we zijn vertrokken voor duo-avonturen.
Ik wil aangeven welk boek van Hendrik Conscience me specifiek geholpen heeft, maar in feite probeer ik de sfeer van Consciences oeuvre in zijn algemeenheid weer te geven. Het België dat Conscience beschreef is herkenbaar en toch anders, harder en gevaarlijker. Die ambiguïteit, de dreiging in het herkenbare, leek me ideaal voor een detective. En geef toe, is Conscience, ‘geweten’, ‘bewustzijn’, geen fantastische naam voor een detective?
(Links: portret van Hendrik Conscience, geschilderd door Hendrik de Ponds in 1870).
Zit er ook iets van jezelf in het boek?
Onvermijdelijk, al ontdek ik het meestal zelf met vertraging. Bovendien is het vaak confronterend. Ik vertelde een vriend over mijn plannen met Conscience en hij knikte en zei dat hij zich mij perfect kon voorstellen als een crime writer. Ik maakte de fout om te vragen waarom en ik kreeg te horen dat ik nu eenmaal niet heel sociaal ben, moeite heb met reading the room, daardoor nogal aan de achterdochtige kant ben… Ideaal voor de context van leugens en verdraaiingen in een misdaadroman. Bon, ik zal ermee moeten leren leven.
Heel zelden gebruik ik letterlijk dingen uit mijn leven. Toen mijn grootmoeder vorig jaar stierf, wou ik daar iets mee doen. En dat bleek te kunnen, want het ontbrak Henri in “De terugkeer” aan een oude bekende die hij vertrouwde. Met zijn vader is er een verstandhouding, maar geen volledig vertrouwen. Dus kreeg Henri opeens een grootmoeder. Het paste wonderwel in de plot en het gaf me de gelegenheid om enkele van de laatste woorden van mijn grootmoeder vast te leggen in een verhaal. Als ze niet was gestorven, zou ze nu iedereen in het bejaardentehuis mijn boek onder de neus duwen en zeggen: “Kijk, dit hier, dit heb ik in het echt gezegd.“
In het verhaal laat je de tweede helft van de negentiende eeuw herleven. België is dan in ontwikkeling, het zelfbewustzijn van de Vlamingen neemt toe, de industriële revolutie gaat zich door zetten. Aan de andere kant is het vaak armoe troef op de zandgronden en het platteland. Waarom de keuze voor die tijd?
Omdat het onontgonnen terrein is! Over de eerste halve eeuw van België lees je zelden of nooit iets. Ons nationale geheugen lijkt een sprong te maken van de creatie van België in 1830 naar de misdaden van Leopold II in Kongo en het Daensisme – maar met die laatste twee zitten we dan al in de jaren 1880. Daarnaast is er ook een element van luiheid van mijn kant. In 1869 heb je geen CSI-toestanden. De vingerafdruk is nog onbekend, autopsies worden nog niet uitgevoerd (in deel 3 woont Henri voor het eerst een autopsie bij en die is van een pijnlijk amateurisme!), zelfs inlichtingen over iemand inwinnen in een andere stad is lastig en tijdrovend. De ideale achtergrond voor een onderzoek dat focust op intermenselijke relaties en psychologie.
Op de cover staat het schilderij van de Duitse schilder Edmond Comte de Grimberghe (1865-1920). Het schilderij heeft als titel ‘La mélancholie’. Henri koestert een schilderijtje, een retabel. Omwille van de hang naar het verleden, het melancholisch gevoel? Zo’n cover kies je toch niet zomaar?
Dat was een gelukkig toeval. Ik was op zoek naar een duister beeld dat zich liet verbinden met de titel van Conscience , De terugkeer. In het boek A history of private life: From the fires of revolution to the Great War stootte ik op La mélancholie. De vrouwelijke figuur lijkt op iets te wachten, misschien op de terugkeer van iemand; ze deed me zowel aan Clara als aan Flora Van Hoeymissen denken. Over de schilder, Edmond de Grimberghe, is op het internet zo goed als niets te vinden… behalve dan dat er een straat naar hem genoemd is in Brussel. Dat volstond voor mij.
Ik raakte wel in verwarring door het feit dat de uitgever op de cover ‘literaire misdaadroman’ schrijft. Ik denk dat het eerder een roman is. Natuurlijk zit er wel spanning in het verhaal, maar volgens mij is de spanning niet de essentie van het verhaal. Het gaat meer om de ontwikkeling van het hoofdpersonage dan om een ‘bloedstollende thriller.’ Hoe zie jij dat?
Het kind moet een naam hebben, het boek moet een label hebben. De zoektocht naar een schuldige is een heel efficiënte motor voor een verhaal: het geeft precies aan wáár je wil uitkomen, maar je hebt nog alle ruimte voor zijpaden, omwegen en afgesneden bochten onderweg. Waar ik bang voor ben, is dat het boek tussen twee stoelen valt. Voor lezers van literatuur is het makkelijk om neer te kijken op een moordmysterie, terwijl thrillerfans misschien geen zin hebben in een gesprek tussen de detective en een bitchy non over een pauselijke encycliek. Hoe dan ook is niet elk deel van Conscience geschreven in hetzelfde ritme. De Finse weduwe, dat in november uitkomt, heeft een korter tijdsverloop, er is sprake van een seriemoordenaar, er is een achtervolging in een bouwput… Spektakel!
In deze eerste Conscience-roman ontstaan allerlei verhaaldraadjes die nu nog blijven hangen en niet aan elkaar verknoopt zijn, zoals waarom gaan de geruchten dat Henri opgesloten heeft gezeten, omdat hij gestoord is, wat is de betekenis van het schilderijtje, waarom is hij echt in Londen geweest en wat is er met zijn moeder aan de hand? Je moet al die verhaallijntjes uit elkaar houden. Hangt er een groot schema in je werkkamer? Hoe doe je dat allemaal?
In mijn hoofd ben ik al jaren bezig met “Conscience”, dus schema’s zijn niet nodig. Ik wou “Conscience” bij een uitgever pitchen als een reeks, en laten zien dat elke roman op zichzelf kan staan, terwijl er toch verhaallijnen zijn die doorlopen. Na De terugkeer ben ik meteen begonnen aan deel 2. Daar heb ik veel uit geleerd, want toen deel 2 klaar was, kon ik terugkeren naar deel 1 en dat herschrijven, wetend welke elementen later van belang zouden worden. Ik ken maar één manier om te weten of iets werkt of niet en dat is: laat het even rusten. Als ik vandaag herlees wat ik gisteren schreef, zie ik alleen maar de pogingen en de onderbrekingen voor koffie en de goesting om de laptop dicht te klappen. Laat diezelfde tekst een maand of twee liggen en dan ben ik vergeten hoe hij precies tot stand is gekomen. Dan is het gewoon tekst: soms valt het mee en denk je “amai, ik wist niet dat ik het in mij had!”, soms valt het tegen en dan herschrijf of schrap ik. Herschrijven is sowieso altijd leuker.
Henri’s moeder zal verschijnen in deel 3. Tegen die tijd heeft Clara ook uitgevist wie precies Henri’s vijanden zijn. Het is niet mijn bedoeling om de boel eindeloos te rekken. Bovendien wil ik, zoals Herman Brusselmans, elke zes maanden een boek te publiceren. Dus volgend jaar rond deze tijd weten we al veel meer.
Stilistisch heb je volgens mij ook heel nauwgezet naar de tijd van 1869 gekeken. Er zit een mooi tempo in je roman, een natuurlijke traagheid. Zo’n mooie zin als “de mist maakte zich langzaam los van de bomen in de voortuin, er zich flirterig omheen wentelend” is daar een voorbeeld van. Je bent een schrijver uit deze tijd, een tijd waarbij het tempo juist hoog ligt. Hoe heb je dat aangepakt?
Het ritme van De terugkeer is een logisch gevolg van het soort onderzoek dat er gevoerd wordt. Zoals Henri zelf ergens opmerkt: ik ben hier helemaal niet nodig. Vroeg of laat loopt de bende vanzelf tegen de lamp, of er wordt een bendelid gearresteerd en die praat dan de rest aan de galg. Het enige wat Henri kan doen, is begrijpen waarom doodgewone smokkelaars opeens hun werkterrein verlegd hebben. Wat is er veranderd, wat hangt er in de lucht? En door de slachtoffers en de getuigen te bezoeken en door rond te hangen, bereikt Henri de verklaring. Waarom is sowieso altijd interessanter dan wie.
Ik heb geen spijt van die sfeerschepping, ik heb er juist heel zorgvuldig aan gewerkt. Iedereen kent het cliché van het witte blad. De eerste uitdaging is: tekst produceren. Het hoeft geen onvergelijkelijk prachtig proza te zijn, je mag jezelf niet lamleggen met zelfkritiek, je moet gewoon tekst produceren. Ik mik op een gestage productie van 750 woorden per dag. Er zijn dagen dat ik niet weet wat de personages elkaar nog te zeggen hebben in een bepaalde scène. Het voordeel van een (grove) plot is dan dat je kunt beginnen schrijven aan een andere scène en vaak ontdek ik daardoor wat een personage drijft en waarover ze het in die eerste scène zeker moeten hebben. En op dagen dat het écht niet lukt, neem ik mijn documentatie erbij, bekijk de notities en streepjes en haakjes in de kantlijn en schrijf losse zinnen. Over mist. Over begrafenisrituelen (ook al is het personage op dat moment nog niet dood is). Iets visueels dat mij te binnen is geschoten onder de douche of terwijl ik naar de trein wandelde. Er staan zinnetjes of losse alinea’s op mijn telefoon, op de computer, op stukjes papier die met magneten op de koelkast kleven, in de kantlijn van romans waarin ik bezig ben… Als ik echt op zoek ga, blijk ik altijd al over meer materiaal te beschikken dan ik verwacht had. En al die fragmenten, die sfeerflarden, krijgen later hun plaats.
In feite schrijf ik zoals ik lees: in fragmenten. Als kind las ik striptijdschriften, waarin een verhaal werd opgedeeld in een pagina of 4 per week. Als volwassene gaat mijn voorkeur uit naar tv-reeksen (in stukken gehakte vertellingen), eerder dan naar films. Er is een nummer van dEUS dat ‘Stop start nature’ heet. Dat is heel treffend uitgedrukt: ik heb een stop start nature. Dat is hoe mijn verbeelding werkt. Klik hier voor de link naar de clip met dEUS (met daaronder de woorden).
Het spijt me, ik betrap mezelf erop dat ik overvloedig praat over mijn werkproces, of wat daarvoor moet doorgaan. In een interview moet je eigenlijk praten over je privéleven (maar dat heb ik laatst al gedaan in mijn bijdrage aan het brievenboek De afstand; of je moet allerlei spitante meningen hebben over de politiek, de schandalige achterstelling van schrijfsters in het literaire bestel en hoe het staat met de vrijheid van meningsuiting. Of over de Vlaamse literaire canon, en het grote schandaal dat Jef Geeraerts daar geen deel meer van uitmaakt. Ergens weet ik wel dat ik daar iets van moet vinden, omdat ik met Conscience juist wil variëren op de Vlaamse canon. Maar moet ik me echt opwinden over wat er al dan niet is opgenomen in een canon waarvan 90% niet in de boekhandel verkrijgbaar is? Anyway, ik heb geen originele meningen. Wel originele personages, denk ik.
Henri heeft wel wat van Sherlock Holmes: deduceren, onverwachte vragen stellen, rondlopen. Hij heeft zelfs een pijp. Stond Holmes je voor de geest toen je Henri concipieerde?
Nee, en ik probeer me ook geen fysieke beschrijving te maken van Henri. Hij is blond, hij heeft een snor en dat is het. Zoals zowat iedereen in die tijd rookt hij pijp. Ik amuseer me ermee om hem die pijp zo nu en dan tevoorschijn te laten halen, maar ze zelden aan te steken. Ofwel vindt hij geen lucifers, ofwel is de tabak op, ofwel gebruikt hij de pijp alleen maar om met de steel iets aan te wijzen. Het is een ondergraven van het pijpcliché. Wat Henri’s methode betreft: hij zegt dat hij in zijn hoofd zinnen vormt om mensen of situaties te beschrijven en dan ‘luistert’ of die goed en geloofwaardig klinken. Dat is een knipoog naar Hendrik Conscience. Die stond immers bekend als de man die zijn volk leerde lezen. Wel, Henri leert Clara (in de loop van dit eerste deel) niet lezen, maar wel schrijven. In haar hoofd.
Verder denk ik dat Henri een hele Belgische detective is. Het belangrijkste is niet de waarheid. De vraag is: wat ga je vervolgens met die waarheid doen? Ben je er iets mee die aan de grote klok te hangen? Aan het einde van De terugkeer is er, alles welbeschouwd, meer toegedekt dan onthuld. Relativeren, schipperen, de mantel der liefde… ik vind dat heel Belgisch.
Kun je al iets vertellen over deel 2? En hoeveel Conscience delen komen er? Honderd boeken zoals bij Hendrik Conscience? Heb je nog andere schrijfplannen?
In De Finse weduwe hebben Henri en Clara zich gevestigd in Brussel en Henri krijgt zijn eerste opdracht. Hij beweegt zich opeens in een milieu van homoseksuelen, maar natuurlijk is het weer een vrouw die zijn aandacht trekt: de Finse weduwe uit de titel, de ongekroonde koningin van een groepje homo’s. En dan is er nog een man met een heel scherp mes en een zeldzame oogaandoening. Ik moet de definitieve versie van De Finse weduwe eind juli al inleveren. Eerst heb ik nog een week of twee werk aan deel 3, waarvan ik bijna een eerste versie klaar heb. De grote lijnen voor delen 4, 5 en 6 heb ik al in mijn hoofd. Het hangt er natuurlijk van af of Henri en Clara hun publiek vinden. Ik hoef niet te leven van Conscience, maar een uitgeverij is geen liefdadige instelling. Niettemin, mocht mijn uitgever afhaken, dan ga ik direct op zoek naar een andere, om de reeks voort te zetten. Ik voel mij te goed in de wereld van Conscience. Er valt nog veel te doen met Clara, met vergeten politieke schandalen, met uitvindingen die de nieuwe tijd aankondigen… Zoals gezegd, het is onontgonnen terrein.
Iets helemaal anders wordt Zekerheid, een novelle of een korte roman over macht en seks. Een eerste versie van Zekerheid heb ik in 2014 geschreven, toen nog in het Engels. Waarom, is een lang verhaal. Nu ik de tekst naar het Nederlands heb overgezet, en met de afstand van jaren, zie ik helderder de mogelijkheden. In romans kom je heel vaak slachtoffers tegen, met name van seksueel geweld. Dat is dikwijls heftig, maar het is ook makkelijk om je te identificeren met het slachtoffer. Met deze roman probeer ik iets anders: de hoofdpersoon smijt zich met volle overgave, met zekerheid, in een relatie die je alleen maar ongezond kunt noemen, en het is mijn opzet om de lezer daar het verleidelijke van te laten voelen. Het is allemaal nogal graphic en verontrustend. Dit gezegd zijnde wil ik deze roman vooral afwerken omdat ik dit boek echt in de winkel wil zien liggen met een buikbandje. Op de kaft: “Zekerheid”. En op het buikbandje: “Iedereen heeft dit nodig”. Sorry, ik vind dat hilarisch.
Dit interview verscheen eerder bij Bazarow.