Ontmoet de Kat..., Otto de Kat
Al vijfentwintig jaar wordt het Literair Café georganiseerd in Venray. Sinds enkele jaren bezoek ik deze schrijversbijeenkomsten, met hele fijne auteurs, samen met een vriendin en oud-collega. Telkens nam ik me voor om er iets over te schrijven omdat deze bijeenkomsten zo ontzettend leuk en leerzaam zijn maar het was pas na de laatste bijeenkomst van vorige week dat ik ook daadwerkelijk de stoute schoenen aantrok. En dat werd tijd want dit was de laatste bijeenkomst van het jubileumjaar, een extra feestelijk jaar met als hoogtepunt een jubileumbijeenkomst met Tommy Wieringa in de plaatselijke schouwburg. Deze bijeenkomst werd aangevuld met bijdragen van lezers uit de literaire salon. Zij hadden net als enkele leerlingen van het voortgezet onderwijs, vragen geformuleerd over De dood van Murat Idrissi. Ondanks dat deze jubileumbijeenkomst groots was opgezet en ik genoot van de bijdragen van lezers en van Wieringa, was ik dit jaar het meest onder de indruk van de schrijversbijeenkomst van de Kat…, Otto de Kat.
Tot nu toe las ik nog geen enkel boek van deze auteur maar daar gaat nu snel verandering in komen. Hij heeft mij namelijk enorm geraakt met zijn boekbesprekingen, waarbij hij soms zelf emotioneel werd bij het voorlezen van sommige passages, maar ook door wat hij vertelde over de inhoud van zijn boeken. Jan Geurt Gaarlandt is een journalist, dichter, vertaler, uitgever en romancier en hij is de persoon die schuilgaat achter het pseudoniem Otto de Kat. Hij werd geboren in Rotterdam in 1946 en is de oprichter van uitgeverij Balans, die later samenging met De Bezige Bij. Hij studeerde theologie met als bijvak Nederlands. Na zijn studie schreef hij literaire kritieken en maakte hij literaire documentaires voor de radio. In 1975 verscheen zijn eerste dichtbundel Het ironisch handvest. Pas vanaf 1998 schrijft hij romans, onder het pseudoniem Otto de Kat. Zijn boeken komen uit bij van Oorschot en werden vertaald in het Duits, Frans, Engels en Italiaans.
Otto de Kat, een man die bij de eerste blik, mede door zijn kledij, een wat grijze, onopvallende indruk maakt, blijkt bij nader inzien een meer opvallende verschijning. Enerzijds doordat hij een erudiete en vriendelijke uitstraling heeft en goed kan vertellen, anderzijds door enkele kleine maar goed opvallende rode details zoals zijn veters, bril en horlogebandje (zie foto’s). Hij begint zijn verhaal eerst wat aarzelend maar langzaamaan gaat hij over in mooie poëtische zinnen die ook terug komen, niet heel verwonderlijk, in de passages die hij voorleest uit zijn boeken. Zijn oeuvre is niet heel uitgebreid maar wel interessant. In 2016 werden zijn vijf romans gebundeld in De eeuw van Dudok, door de uitgever ook wel liefdevol De dikke De Kat genoemd. Veel boeken hebben een raakvlak met de Tweede Wereldoorlog en wat me opviel is dat De Kat geregeld ook vanuit het Duits perspectief schrijft, waardoor je een andere kijk krijgt op die kant van het verhaal. Zo gaf hij aan dat Engelsen niet geloofden dat er ook goede Duitsers konden zijn en vanuit dit standpunt heel cynisch keken naar de bombardementen die ze op Duitse steden uitvoerden. De Kat beschrijft juist ook wel het goede in de Duitsers.
“We zijn allemaal nazaten van de oorlog.”
Eén van de vijf romans die in De eeuw van Dudok verscheen, Julia, wil ik extra aandacht geven. Het verhaal gaat over Julia die Chris ontmoet in Travemünde, een badplaats en tevens stadsdeel van Lübeck waar een ander deel van de roman zich afspeelt. Lübeck en Travemünde zijn wel bekend bij de lezers van onder andere De Buddenbrooks en De stad, het meisje en de duivel. Vlak voor de oorlog moet Chris, een personage gebaseerd op een familielid (oom) van Otto de Kat, Lübeck en Julia verlaten, omdat zij aangeeft dat hij anders haar leven in gevaar brengt. Het verhaal begint vanuit het perspectief van de chauffeur van Chris Dudok die een krantenartikel vindt over een bombardement in maart 1942 en de roman eindigt opnieuw bij deze chauffeur aan het einde van het leven van Dudok. De intensiteit waarmee de auteur dit verhaal vertelde, maakte dat ik het direct wilde lezen. Tijdens het vertellen raakt de auteur niet alleen ons als luisteraars maar ook zijn eigen gemoed waardoor hij kortdurend geëmotioneerd raakt. Mogelijk dat dit deels veroorzaakt wordt omdat hij in zijn boeken geregeld autobiografische elementen opneemt. Zo blijkt Dudok in Julia gebaseerd op een broer van zijn moeder. Toch geeft hij aan dat juist de personen zelf zich vaak niet zullen herkennen in de beschreven personages omdat hij daar toch telkens een eigen persoonlijkheid en karakter aan geeft.
"Nee, zo was het niet...”
Zijn moeder over Dudok:
Tijdens een kopje thee in de pauze, nadat ik een gesigneerd exemplaar van Freetown bemachtigd heb, komt Otto de Kat heel kort bij ons staan voor een praatje en heb ik de kans om hem een vraag te stellen. Als ik mijn schroom overwonnen heb vraag ik hem welk boek, dat hij las in de afgelopen jaren, hij ons zou aanraden om te lezen. Hij grinnikt even voordat hij mijn vraag beantwoord met de woorden: “ik lees geen romans”. Hij legt uit dat hij in het verleden wel romans las, zeker in de periode dat hij zelf uitgever was van voornamelijk non-fictie boeken. Nu hij zelf fictie schrijft stoort het lezen van romans hem tijdens het schrijven. Hij leest wel nog veel gedichten waarbij hij noemt dat Martinus Nijhoff zijn absolute literaire held is.
“Ik lees geen romans.”
Na de pauze wordt hij geïnterviewd over zijn nieuwste roman Freetown, een boek dat geheel anders qua inhoud en stijl is dan zijn eerdere werk. Dit boek gaat over een vluchteling uit Sierra Leone, Ischmaël, een krantenjongen en een vrouw, Maria, die deze kranten leest. Maria probeert deze vluchteling te helpen om een plek te veroveren in Nederland. Een paspoort is voor deze jongen als een heilige graal. Het valt op dat de auteur Ischmaël beschrijft alsof hij ook buiten deze roman bestaat, een bestaand persoon is, merkt een van de luisteraars heel terecht op. Dit blijkt ook wel deels te kloppen want de schrijver heeft zelf enkele jaren een vluchteling in huis gehad. Toch is dat weer een ander verhaal dan beschreven in dit boek. De Kat geeft aan dat er veel Ischmaëls om ons heen zijn en dat wij het in Nederland lang niet slecht doen maar dat de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) het er slechter vanaf brengt in dit boek.
Na het interview is er nog even gelegenheid om vragen te stellen. Een zeer oplettende lezer geeft aan dat Freetown mogelijk wel geheel anders is qua onderwerp dan de eerdere romans maar dat er toch weer een vergelijkbaar motief, een zelfde thema in dit boek zit, namelijk iemand ontmoet een ander en kan deze persoon in zijn latere leven niet meer loslaten. Na even nadenken zegt Otto de Kat dat hem dit nog niet was opgevallen maar dat het wel klopt. Natuurlijk zie ik mijn kans schoon om ook nog een vraag te stellen. Ik wilde graag weten waarom hij, ondanks zijn mooie eigen naam, koos voor een pseudoniem. Zijn antwoord is helder en ook wel voor de hand liggend. Op het moment dat hij zijn eerste roman schreef was hij tevens uitgever en schreef literaire kritieken waardoor hij liever niet onder zijn eigen naam wilde publiceren. Aangezien hij een kort verhaal, dat jaren eerder verscheen in Tirade, deels verwerkt had in zijn roman, werd hij snel ontmaskerd. Hij was direct bij zijn eerste roman zijn anonimiteit kwijt maar bleef zijn pseudoniem toch gebruiken.
Ik kijk terug op een plezierige, onderhoudende avond die mijn NTL plankje weer heeft aangevuld. Otto de Kat lijkt onopvallend, aarzelend en onbekend maar bij nader inzien zijn het juist de details die hem doen opvallen, is het zijn overtuigende manier van vertellen die de aandacht trekt en blijkt hij veel bekender dan ik dacht. Hij heeft mij overtuigd en ik wil dolgraag zijn boeken lezen. Ik raad jullie aan dit ook te doen. Bronnen: Wikipedia en Jan Geurt Gaarlandt
Foto’s by Skoebie
Gigi