We willen het even hebben over Emile Zola
Bij Hetty begon haar ontdekking van het werk van Emile Zola in het Van Gogh museum, met een boek op een schilderij, een boek dat zelfs op meerdere schilderijen terugkwam. Ze ging op onderzoek uit en ontdekte dat het om La joie de vivre van Emile Zola ging, een boek dat vervolgens natuurlijk gelezen moest worden en dat uiteindelijk leidde tot het ontvangen van een heel bijzonder cadeau: een hele reeks boeken van Zola. Op het moment dat Cies zich aansloot bij de Loepjes ontdekten hij en Hetty al snel dat ze de bewondering voor Emile Zola deelden en het idee voor dit artikel was al snel geboren… het lezen van de boeken liet alleen iets langer op zich wachten.
Tekst: Cies en Hetty
Banner: Cies
Wie was Emile Zola?
Emile Zola kwam op 2 april 1840 op de wereld in Parijs als zoon van een Italiaanse vader en een Franse moeder. Op jonge leeftijd verhuisde het gezin naar Aix-en-Provence waar pa Zola als ingenieur aan de slag ging om een dam in de rivier de Thonolet aan te leggen. Deze dam heet dan ook Zola dam. Pa overleed nog voor dat zijn klus af was. Door het overlijden van zijn vader moest ma Zola het gezin onderhouden van een klein pensioentje. In 1858 verhuisden de Zolas terug naar Parijs waar Emile diverse administratieve baantjes had en begon met het schrijven van literaire verhalen, literatuurrecensies en artikelen over hedendaagse kunst. In 1865 kreeg hij een relatie met Alexandrine (Gabrielle) Meley. Zij werkte als naaister en model voor schilders. Kort voordat zij Emile Zola leerde kennen had ze een kind gekregen dat ze ter adoptie had aangeboden. Het kind was kort hier na overleden. Door Gabrielle leerde Emile de werkende klasse in Parijs beter kennen. Het artistieke milieu kende hij al via zijn journalistiek werk en zijn vriendschap met Paul Cézanne.
Zijn eerste succes: La confession (1865)
Zijn eerste literaire succes(je) had Zola in 1865 met de publicatie van de autobiografische roman La confession de Claude. Deze roman verscheen in een oplage van 1500 exemplaren. Inhoudelijk trok het de aandacht van de censuur, omdat het een realistische beschrijving geeft van de aantrekkingskracht die vrouwen van ‘laag allooi’ hebben op getrouwde mannen van ‘goede komaf’ waardoor in de samenleving gerespecteerde families hun goede naam kunnen verliezen. Dit thema komt vaker terug in het oeuvre van Zola. Het meest uitgesproken in Nana. Tijdens de publicatie van La confession de Claude werkte Zola op de verkoopafdeling van uitgeverij Hachette. Bij Hachette waren ze niet blij dat Zola bij een andere uitgeverij zijn boek had uitgegeven. Hachette en Zola nemen in onderling overleg, zoals dat zo fraai heet, afscheid van elkaar en Zola besloot om volledig van zijn pen te gaan leven.
In 1867 schreef hij in opdracht van de krant Le Messager de Provence het feuilleton Les Mystères des Marseilles. Aangezien Zola het als journalist gewend was om aan verschillende artikelen gelijk te werken en ervaring had met ‘deadlines’ schreef hij in datzelfde jaar ook Thérèse Raquin. Dit is zijn literaire doorbraak, met de allereerste naturalistische roman ooit.
Voor meer over het naturalisme lees het artikel van Roosje
Thérèse Raquin
De kritieken waren niet mals bij de eerste druk van Thérèse Raquin. Lezers en recensenten hadden niet door dat Zola in plaats van het karakter van Thérèse, haar echtgenoot Camille en haar minnaar Laurent te beschrijven, juist hun gemoedstoestanden beschreef. Personen die geen vrije wil hebben, maar gedreven door (aangeboren) natuurlijke driften dingen als dieren instinctmatig doen. Verder beschreef Zola de gebeurtenissen in neutrale termen, met een verteller als objectieve toeschouwer die geen moralistisch oordeel heeft en geeft. Nadat Zola zijn bedoelingen in een voorwoord bij de tweede druk had uitgelegd werden de kritieken erg positief. Lezers hadden de gebruiksaanwijzing van Zola nodig om het overspel van Thérèse te kunnen begrijpen, maar vooral ook om te kunnen begrijpen waarom Thérèse en Laurent na het vermoorden van Camille, een moord die ze op een ongeluk laten lijken, er niet in slagen om samen een goed leven te leiden.
Het naturalisme van Zola
In het voorwoord bij Thérèse Raquin legt Zola zijn naturalistische principes uit. Die principes komen er heel in het kort op neer dat mensen beesten zijn die beheerst door hun aangeboren natuurlijke driften hun leven leiden. Voor een ‘ziel’, ‘moreel geweten’, ‘vrije wil’ of hoe je zo’n metafysisch concept ook wil noemen is in het naturalisme van Zola geen plaats. Samen met de aangeboren natuurlijke eigenschappen (nature) zijn het de sociale omstandigheden (nuture) die bepalen of een persoon een dragelijk leven heeft of niet. Invloedrijke omstandigheden zijn arm/behoeftig versus rijk/overvloed. Behalve deze inhoudelijke criteria kent het naturalisme bij Zola ook nog stilistische criteria. Het is voor Zola van belang dat er op een zo’n objectieve manier als mogelijk wordt geschreven, meer afstandelijke rapportage en wetenschappelijk verslag dan alwetende moralistische verteller die bepaalt wat ethisch goed en kwaad is. Niet alleen in dit voorwoord, maar ook in latere geschriften gaat Zola dieper in op zijn naturalistische principes.
De naturalistische principes zijn belangrijk voor Zola, maar toch houdt hij er zich niet (altijd) aan. Hij maakt wel degelijk een morele keuze. Hij is zelden of nooit een neutrale toeschouwer en kiest hij bijna altijd voor de zwakkere in de samenleving.
Rougon-Macquart romancyclus
Het succes (vanaf de tweede druk) van Thérèse Raquin, Zola’s bewondering voor de romancyclus La comédie humaine van Honoré de Balzac (1799 – 1850) en zijn kritiek op de sociale politiek tijdens het Tweede Keizerrijk (1852 – 1870) zijn voor Zola aanleiding om zijn romancyclus Les Rougon-Macquart te gaan schrijven. In totaal zouden het 20 romans worden, geschreven tussen 1870 en 1893. Dat het Tweede Keizerrijk al was gevallen voordat hij goed en wel begonnen was met zijn cyclus was geen reden om er mee te stoppen. Ook het feit dat de wetenschappelijke kennis over aangeboren eigenschappen (nature) en omstandigheden waarin die eigenschappen gedijen (nuture) voort was geschreden en dat er tegen het einde van de 19e eeuw steeds meer aandacht kwam voor en kennis over het ‘onderbewuste’ waren geen redenen voor Zola om het volledig over een andere boeg te gooien.
De belangrijkste reden om vast te houden aan zijn uitgangspunten was dat hij bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen binnen de Franse samenleving wilde bespreken. Om dit goed te kunnen doen bereidde Zola zich iedere keer weer heel erg goed voor. Zo ging hij op een meerdaags bezoek naar steenkolenmijnen in Noord-Frankrijk ter voorbereiding van de roman De mijn (1885) en bracht hij dagen door in een Parijs’ warenhuis ter voorbereiding van In het paradijs van de vrouw (1883). Hij ging niet alleen ter plekke kijken, maar las ook actuele (semi-) wetenschappelijke literatuur over onderwerpen, zoals alcoholisme, armoede en stedenbouw om te kunnen voldoen aan zijn uitgangspunt om zo objectief als mogelijk verslag te doen, het verhaal te vertellen over wat er gaande was. De eerste vereiste hierbij is dat de feiten juist zijn. Dat het klopt wat hij schrijft. Dit leidt tot fraaie gedetailleerde beschrijvingen van de werking van machines en arbeidsprocessen.
De cyclus gaat over de familie Rougon-Macquart, maar het is geen familiekroniek zoals Buddenbrooks van Thomas Mann en Les Thibault van Roger Martin du Gard dit zijn. Zola heeft een familie nodig om te kunnen spelen met erfelijke eigenschappen. De stichter van de familie Rougon-Macquart is de in 1768 geboren Adélaide Fouque. Zij groeit op in een middenklasse milieu en trouwt met de tuinman Rougon. Zij krijgen een zoon, Pierre Rougon. Na de dood van haar man heeft Adélaide een verhouding met de kruimeldief Macquart. Uit deze verhouding komen de kinderen Ursule en Antoine Macquart. Hiermee hebben we de drie hoofdtakken van de familiestamboom te pakken. De Rougons zijn welvarend, ambitieus, doen het maatschappelijk gezien goed, maar kent wel excessen als machtshonger, geldzucht en mateloosheid. De Macquarts zijn boeren, soldaten en arbeiders. Dit is de ‘zwakste’ tak van de familie met veel (gewelddadige) alcoholisten, door armoede tot prostitutie vervallen vrouwen en zelfs moordenaars. De Mourets, nakomelingen van Ursule Marquet, behoren tot de bourgeoisie en zijn het stabielst, al zit er af en toe ook wel eens iemand tussen die moeite heeft om op het rechte en burgerlijke pad te blijven.
Zola maakte werk van de familiestamboom. In Dokter Pascal (1893), het laatste deel van de cyclus, geeft Zola een hele uitleg van de uiteindelijke familiestamboom en wie welke aangeboren eigenschappen van wie heeft gekregen. Interessant, maar de romans zijn ook heel goed te lezen en te begrijpen zonder ook maar enige kennis van de familiestamboom te hebben. In de romans zelf refereert Zola zelden of nooit aan voorgaande romans. Zo is er in Nana slechts één zin waarin hij schrijft dat zij de dochter is van Gervaise Macquart het hoofdpersonage uit De Kopstoot. Voor een goed begrip maakt het ook niet uit in welke volgorde je delen van de cyclus leest.
De hele cyclus is twee keer volledig in het Nederlands vertaald en uitgegeven. De eerste keer halverwege de jaren dertig, de tweede keer eind jaren vijftig. Op dit moment is uitgeverij SWP bezig met een nieuwe heruitgave van de hele cyclus. De eerste in het Nederlands vertaalde roman uit de Rougon-Macquart cyclus, die wij hebben kunnen vinden, was De Kopstoot (L’Assommoir 1887) in 1903. In die jaren waren er nog niet zo heel vertalingen als nu en was een groot deel van het (hoger) opgeleide lezerspubliek goed in staat om Franse literatuur te lezen. De romans van Zola werden dan ook al vrij kort na verschijnen in Nederlandstalige literaire tijdschriften besproken.
Het gaat te ver om alle romans uit de cyclus hier te bespreken. Wij beperken ons tot delen uit de cyclus die in de afgelopen 25 jaar zijn (her)uitgegeven en nog (redelijk) goed via bibliotheek, antiquariaat of reguliere boekwinkel zijn te krijgen. Niet helemaal toevallig zijn dit ook de titels die het vaakst terug keren op lijstjes met de beste romans uit de cyclus. We bespreken de titels kort in volgorde van de oorspronkelijke verschijningsdatum.
L’Assommoir – De kroeg/De nekslag/De kopstoot/ (1877)
Dit is het zevende deel uit de Rougon Maquart cyclus en de definitieve doorbraak van Zola bij het grote publiek. Het commerciële succes van L’Assomoir en de herdrukken van zijn vorige werken zorgden ervoor dat vanaf dit moment Zola goed kon leven van zijn inkomsten als romanschrijver. Het succes werd veroorzaakt doordat Zola nog meer dan in voorgaande romans expliciet de ellende van de arbeidende klasse beschrijft. Waar hij in vorige romans vaak huiselijk geweld, armoede, honger, alcoholisme, overspel, incest en dergelijke in verdekte termen beschreef of alleen maar de gevolgen ervan beschreef neemt hij in L’Assomoir geen blad voor de mond. Dit zorgt er wel voor dat dit de meest deprimerende en meest confronterende roman is uit de cyclus. Het antwoord op de vraag: Hoeveel van wat je lief hebt maakt alcohol kapot? staat uitgebreid in L’Assommoir.
Nana (1880)
Nana is een prostituee die door middel van een carrière als actrice in het variététheater probeert een betere maatschappelijke status te krijgen om zo een rijkere man aan de haak te kunnen slaan en om genoeg geld te verdienen zodat ze op oudere leeftijd zich terug kan trekken op het platteland. In de meeste van zijn romans kiest Zola voor het centraal stellen van één maatschappelijk fenomeen. Bij Nana heeft hij gekozen voor de wereld van het variététheater en de wereld van de demi-mondes, cocottes en prostituees. Zonder te moraliseren, laat staan te veroordelen, beschrijft Zola de keuzes die Nana en haar collega’s maken. Als Zola al laat blijken dat hij keuzes van personages niet deelt dan zijn het de keuzes van mannen die er alles, maar dan ook alles, voor over hebben om in de armen van Nana te kunnen (ver)blijven. Nana is een femme fatale en daarmee de tegenhangster van literaire tijdgenotes als Anna Karenina, Emma Bovary en Effi Briest bij wie het uiteindelijk fataal afliep.
Au bonheur des dames – In het paradijs voor de vrouw (1883)
Misschien wel de minst sombere van alle romans in de Rougon-Macquart cyclus. In dit elfde deel uit de cyclus is de opkomst van de grote modewarenhuizen het centrale thema. Door het slopen van veel kleine nauwe straten en de kleine winkels die er zaten om de grote door Hausmann ontworpen boulevards aan te leggen kwam er ook ruimte voor grotere winkelgebouwen. De boulevards en warenhuizen bepalen nog steeds voor een groot deel het straatbeeld.
La joie de vivre – Levensvreugde (1884)
In La joie de vivre maken we kennis met het 10-jarige weesmeisje Pauline. Nadat haar ouders overleden zijn gaat ze bij haar oom en tante in Bonneville wonen. Ze komt in een deprimerende omgeving terecht vol ziekte en geldzorgen. Het wordt ook al snel duidelijk dat de familie het rijke weesmeisje dat aan hun zorgen is toevertrouwd financieel uitkleedt. Pauline maakt zich hier echter geen zorgen om, ze heeft een opgewekt en vooral gul karakter en wil het anderen graag naar de zin maken. Ze is verliefd op haar neef Lazare maar die lijkt meer interesse te tonen in haar vriendin, de lieftallige Louise.
Germinal – De mijn (1885)
De mijn is volgens ons (Hetty en Cies) de beste roman van Zola. Net als in In het paradijs voor de vrouw, maar dan nog beter, geeft Zola prachtige beschrijvingen. Heel gedetailleerd vertelt hij hoe een mijn er uitziet en hoe mensen er in werken. En net als in De kopstoot beschrijft Zola ook in De mijn de harde en vaak bittere realiteit van de werkomstandigheden in een mijn. Vanaf het moment dat het hoofdpersonage Etienne Lantier in het Noord-Franse Montsou arriveert bij de mijn Voreux tot het moment dat hij zo’n twee jaar later vertrekt leest De mijn als een achtbaan, al gaat het in De mijn met mensen vaker bergafwaarts dan de goede kant op. Het leven tussen hoop en vrees waarbij vaak de ergste vermoedens uitkomen zonder dat er uitzicht is op structurele verbetering maakt De mijn een somber boek. De mogelijkheden tot verbetering van de arbeidsomstandigheden zijn er, alleen werkgevers zijn niet bereid om structurele verbeteringen in te voeren. Dit is het grote verschil met L’Assomoir waarin vrijwel vanaf het begin geen enkel perspectief op verbetering nog mogelijk is. Als je van plan bent om maar één roman van Zola te lezen, laat het dan De mijn zijn.
L’Oeuvre – Het Meesterwerk (1886)
Waar wij (Hetty en Cies) het volmondig eens zijn dat De mijn het meesterwerk is in het oeuvre van Zola, over de roman Het meesterwerk zijn onze oordelen verdeeld. Cies vindt deze roman minder goed, omdat Zola zelf en zijn persoonlijke oordelen en meningen net iets te nadrukkelijk aanwezig zijn. Hetty daarentegen genoot in deze roman vooral van de kunst die erin voorkwam, van het ontstaan van een totaal nieuwe stroming en alle ophef die daarbij kwam kijken. Zola werkt de strijd van een groep jonge kunstenaars die probeert de kijk op kunst te veranderen heel gedetailleerd uit. Ze zijn (af en toe bijna wanhopig) op zoek naar erkenning en succes maar lopen keer op keer tegen de heersende normen en waarden aan. Het is waar dat in deze roman de persoonlijke gevoelens van Zola meer aanwezig zijn, dat blijkt alleen al uit het feit dat je in de personages Zola zelf en enkele van zijn vrienden kunt herkennen. Maar daarentegen geeft het wel een realistisch beeld van het leven van de jonge kunstenaars zonder dit mooier te maken dan het is, en van hun strijd tegen de heersende sociale maatschappij, iets wat weer zeer kenmerkend is voor Zola.
Le Rêve – De droom (1888)
De droom is de zestiende roman in de Rougon-Macguart-cyclus en vertelt het levensverhaal van een weesmeisje dat verliefd wordt op een edelman. Het meisje Angélique wordt liefdevol opgenomen in het kleine huisje naast de kathedraal door de Huberts. De Huberts zijn arme kleermakers en kunnen zelf geen kinderen krijgen. Ze wijten dit aan de vloek die de moeder van mevrouw Hubert op haar sterfbed uitsprak. Angélique zelf is diep onder de indruk van de religieuze verhalen die ze ontdekt in de gebrandschilderde ramen van de kathedraal en waarover ze leest in de bijbel, het enige boek dat ze tot haar beschikking heeft. En dat is dan ook de (sociale) omgeving die haar denkbeelden en haar uiteindelijk haar leven bepaald. Ze droomt ervan om door een prins gered te worden, zoals ook de maagden uit de middeleeuwse heiligenlevens gebeurde waarover ze regelmatig leest uiteindelijk worden gered en bruid worden van Jezus. De droom is naar Hetty haar mening niet het beste boek uit de cyclus, maar bevat zeker wel de elementen die het kenmerkend maken voor Zola.
La Bête humaine – Het beest in de mens (1890)
Het beest in de mens is het zeventiende deel in de cyclus en speelt zich af op de spoorlijn tussen Le Havre en Parijs. Sinds 1867, het jaar waarin Zola de eerste naturalistische roman Thérèse Raquin schreef en 1890 het jaar waarin Het beest in de mens uitkwam is de kennis over de natuurlijke via geboorte overdraagbare aanleg en de invloed daarvan op ons doen en laten grotendeels gewijzigd. In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw kreeg het ‘onderbewuste’ meer en meer aandacht. Zola gaat in Het beest in de mens mee met zijn tijd, waardoor de hoofdpersonages veel meer dan in vorige romans zich bewust zijn van het dierlijke/onbewuste in zichzelf en veel meer hun best doen om het ‘beest in de mens’ te temmen of aan de leiband te leggen. Hierdoor is Het beest in de mens een voldragen psychologische roman met nog wat naturalistische kenmerken.
Wat ons opviel…
Tijdens het lezen van redelijk veel romans van Zola in een korte periode zijn ons de volgende terugkerende zaken opgevallen:
- Alle (door ons gelezen) romans van Zola beginnen met de aankomst van hoofdpersonage op een nieuwe locatie waar hij/zij zo goed als niemand kent aan het begin van een nieuwe fase in het leven. Er is ook geen weg meer terug. Op de nieuwe locatie moet het gaan gebeuren.
- De prachtige gedetailleerde beschrijvingen van de locatie waarop het dan moet gebeuren waar Zola er niet voor schuwt om de locatie gelijk te stellen aan een monster dat mensen vernietigt.
- In alle (die wij hebben gelezen) romans komt het hoofdpersonage vroeg of laat in een driehoeksverhouding terecht. Aan de ene kant is er de aantrekkingskracht van de romantische liefde aan de andere kant is er de aantrekkingskracht van de vleselijke lusten. In Thérèse Raquin is het centrale thema deze driehoeksrelatie in alle romans daarna speelt een variant op deze driehoeksrelatie een minder prominente rol, maar is wel aanwezig. De driehoeksrelatie wordt door Zola gebruikt om zijn romans ‘bij elkaar te houden’, de perikelen die deze driehoekjes veroorzaken zijn vaak de rode draad die het verhaal voortgang geven.
Dreyfussaffaire
Wanneer we het hebben over Emile Zola dan moeten het toch ook nog even hebben over zijn bekendste en in die tijd meest gelezen publicatie J’ Accuse. Op 13 januari 1898 publiceerde het dagblad L’ Aurore op de voorpagina een open brief van Emile Zola gericht aan de Franse president Félix Faure. De laatste alinea’s van de brief beginnen met J’accuse, ik beschuldig, ik klaag aan. Zola klaagt het hele militaire en politieke establishment aan voor het in 1894 op basis van valse verklaringen achter gesloten deuren veroordelen van de Joods-Franse officier Alfred Dreyfuss van spionage en landverraad. Dat het om valse verklaringen ging was in de jaren 1895-96 duidelijk geworden door onderzoek van het nieuwe hoofd van de militaire inlichtingendienst Georges Piquart. Piquart werd door de militaire top onder druk gezet om alles in de doofpot te laten verdwijnen. Piquart die daar geen zin in had werd naar het buitenland weggepromoveerd. Toch verdween de hele Dreyfussaffaire niet in de doofpot, het was al jaren het belangrijkste en meest controversiële debat in de Franse pers. Zola’s J’ Accuse was voor het politieke en militaire establishment te veel van het goede. Zola werd dan ook voor de rechter gesleept en in eerste instantie veroordeeld. Op advies van vrienden wachtte Zola het hoger beroep in Engeland af. Zola en later ook Dreyfuss en Piquart werden vrijgesproken.
Voor wie nog meer wil weten over het leven en werk van Emile Zola is deze documentaire zeker een aanrader.
Tijdens het schrijven van dit artikel bleek dat we beide al heel wat boeken van Emile Zola gelezen hebben, maar het smaakt nog altijd naar meer en er liggen alweer een paar titels binnen handbereik klaar om gelezen te gaan worden.
Las jij al eens een boek van Emile Zola en herkende je daar ook zo goed de voor hem kenmerkende stijl in?