Leesclubdiscussie [spoilers toegestaan] - vanaf 13 april
Gedurende de Hebban Leesclub zijn wij benieuwd naar jouw mening over het boek. Om het boek inhoudelijk goed te kunnen bespreken, vind je hieronder een set leesclubvragen. We gaan de vragen een voor een samen bespreken, waarbij de leesclubcoördinator het tempo aangeeft door de vragen onder dit bericht te stellen.
Let op: Wil je antwoorden op een van de vragen, klik dan op de grijze button 'Reageer' rechtsonder de vraag, zodat alle reacties op dezelfde vraag bij elkaar blijven. Gebruik de roze 'Plaats een nieuwe opmerking'-button helemaal onderaan alleen als je iets kwijt wilt dat niet te maken heeft met een van de vragen.
LEESCLUBVRAGEN
De discussievragen zijn van de hand van De Leesclubassistent Frank Hockx.
1. Paul gaat in de bar met zijn rug tegen de wand zitten (´Hij was graag gedekt in de rug’, p. 9). Wat zegt dit over hem? Hoe verhoudt hij zich tot de buitenwereld?
2. ‘Zo kwam Aloïs Krüzen aan zijn vrouw, en niemand die zich kon onttrekken aan de gedachte aan vals spel’ (p. 19). Hoe interpreteer je deze zin?
3. In hoeverre lijken Paul en zijn vader op elkaar?
4. Diverse keren wordt het oude huis waar Paul en zijn vader wonen beschreven, en de angst die dit oproept (p. 32-33, 55-56, 103, 222-226). Wat is de functie van deze passages?
5. ‘Paul Krüzen – meer haas dan kraai’ (p. 42) denkt Paul als hij een kraai gadeslaat die een jonge haas te grazen neemt. Hoe kijkt Paul tegen zichzelf aan?
6. In het zesde en negende hoofdstuk kijk je als lezer mee met de belevenissen van de Rus Anton Rubin tijdens zijn vlucht naar het westen. Hoe heb je deze perspectiefwisseling ervaren? Wat dragen deze scènes bij aan de thematiek van de roman?
7. Hoe is de relatie tussen de autochtone dorpsbewoners en de buitenlanders die in de loop der jaren naar Mariënveen zijn gekomen?
8. Wat zegt het over de autochtone bewoners dat zij, verzameld in het Chinees restaurant om te kijken naar hun dorpsgenoot in het televisieprogramma X Factor, hem uitjouwen en weglopen als hij zegt dat het zijn liefste wens is ‘naar het westen’ te gaan (p. 93)?
9. Waarom is Paul nooit weggetrokken uit Mariënveen? Denk je dat zijn leven anders zou zijn gelopen als zijn moeder niet vertrokken was? Waarom wel of niet?
10. Met name het veertiende hoofdstuk beschrijft Pauls jeugd alleen met zijn vader. Welk beeld krijg je van hun relatie?
11. Wat betekent Rita voor Paul?
12. In het achttiende hoofdstuk lees je veel over de historie van de boerderij en de watermolen die in bezit was van Pauls familie. Wat dragen deze pagina’s bij aan de roman?
13. De vrijpartij met zijn voormalige klasgenote Ineke Wessels loopt op een mislukking uit. Hij reageert daarna niet of nauwelijks meer op Inekes pogingen tot contact. Waarom niet?
14. Welk effect heeft de overval op Hedwiges op Paul?
15. Paul is ervan overtuigd dat Steggink en de ‘Rus’ de overval op Hedwiges hebben uitgevoerd en ventileert dat ook. Heeft hij gelijk denk je? Waarom wel of niet?
16. Na een confrontatie met Steggink, die hem bedreigt, haalt Paul thuis zijn pistool uit de kluis en trekt naar de zolder van zijn huis, die hem altijd angst ingeboezemd heeft. Waarom doet hij dat?
17. Paul vindt in het huis van Hedwiges een vier jaar eerder geschreven afscheidsbrief, die de indruk wekt dat hijzich destijds het leven wilde benemen. Hoe ervaar je die brief? Heeft Hedwiges in het heden van de roman alsnog zelfmoord gepleegd? Waarop baseer je je mening?
18. Welke rol speelt religie in Pauls leven?
19. Paul verschanst zich ten slotte in zijn woning, trekt een Duits leger uniform aan en stapt naar buiten in het volle licht van de schijnwerpers ‘klaar om geschoten te worden waar hij geboren is’ (p. 286)? Wat vind je van dit slot? Wat denk je dat er gaat gebeuren met Paul?
20. Diverse recensenten zijn zeer lovend over Wieringa’s stijl in deze roman. Thomas de Veen (NRC Handelsblad, 3 november 2017) spreekt van ‘puntgave voltreffers van zinnen die rijk zijn aan metaforen en symboliek, maar de grens van het melodrama niet overschrijden’. Dirk Leyman (de Volkskrant, 28 oktober 2017) heeft het over ‘jaloersmakende stilistische precisie’ en ‘hallucinerende taal’ en Thomas van den Bergh (HP/De Tijd, 31 oktober 2017) prijst de ‘grootse natuurbeschrijvingen’.
Recensent Kees ’t Hart (De Groene Amsterdammer, 2 november 2017) was kritisch over de stijl en sprak van ‘onversneden plattelandskitsch’.
Hieronder enkele zinnen uit de roman. Hoe ervaar jij ze? Wat vind je wel of niet geslaagd?
- - ‘Van grafiet was de lage hemel, groen als op de eerste dag de aarde’ (p. 19).
- - ‘Als rook deinde zijn vader door zijn vroegste jaren’ (p. 34).
- - ‘Gigantische wolkenpartijen gloeiden van binnenuit op in aangrijpend roze en geel, alsof er kortsluiting werd gemaakt in uitgeholde bloemkolen’ (p. 137).
- - ‘Een potentaat met een schedel als een dinosaurusbot’ (p. 168).
- - ‘De dieren waren definitief uit het zicht verdwenen, en hij begreep dat hij een man geworden was die zich dieren in de wei herinnerde en bij het ontbreken daarvan een gevoel van verlies ervoer’ (p. 218).
Volgende stap:
Schrijf je recensie van minimaal 150 woorden op de boekpagina van het leesclubboek en plaats een quote uit je recensie plus je sterrenwaardering in de leesclub.