Leesclubdiscussie Vraag 20
Gedurende de Hebban Leesclub zijn wij benieuwd naar jouw mening over het boek. Om het boek inhoudelijk goed te kunnen bespreken is door de Leesclubassistent een set vragen gemaakt. Hieronder vind je de twintigste en laatste leesclubvraag.
De vraag is:
Diverse recensenten zijn zeer lovend over Wieringa’s stijl in deze roman. Thomas de Veen (NRC Handelsblad, 3 november 2017) spreekt van ‘puntgave voltreffers van zinnen die rijk zijn aan metaforen en symboliek, maar de grens van het melodrama niet overschrijden’. Dirk Leyman (de Volkskrant, 28 oktober 2017) heeft het over ‘jaloersmakende stilistische precisie’ en ‘hallucinerende taal’ en Thomas van den Bergh (HP/De Tijd, 31 oktober 2017) prijst de ‘grootse natuurbeschrijvingen’.
Recensent Kees ’t Hart (De Groene Amsterdammer, 2 november 2017) was kritisch over de stijl en sprak van ‘onversneden plattelandskitsch’.
Hieronder enkele zinnen uit de roman. Hoe ervaar jij ze? Wat vind je wel of niet geslaagd?
-
- ‘Van grafiet was de lage hemel, groen als op de eerste dag de aarde’ (p. 19).
-
- ‘Als rook deinde zijn vader door zijn vroegste jaren’ (p. 34).
-
- ‘Gigantische wolkenpartijen gloeiden van binnenuit op in aangrijpend roze en geel, alsof er kortsluiting werd gemaakt in uitgeholde bloemkolen’ (p. 137).
-
- ‘Een potentaat met een schedel als een dinosaurusbot’ (p. 168).
-
- ‘De dieren waren definitief uit het zicht verdwenen, en hij begreep dat hij een man geworden was die zich dieren in de wei herinnerde en bij het ontbreken daarvan een gevoel van verlies ervoer’ (p. 218).