Series Geselecteerd (4) – De Donkere Toren (deel 3 van 4)
We zijn al halfweg met de artikelen, maar nu gaan we ook die grens over met het aantal pagina's. In dit derde deel bespreek ik boekdelen vier en vijf, en ook het later uitgebrachte deel 4,5. Voor wie de vorige artikelen gemist heeft: onder de snelkoppelingen vind je deel 1 en deel 2.
-- door Marvin --
Tovenaarsglas (De Donkere Toren 4; 667 blz.)
In het nawoord bij Het verloren rijk verontschuldigde Stephen King zich voor hoe het boek eindigt. Hij was er zelf niet zo tevreden mee dat het midden in het verhaal eindigde en beloofde het “ding met Blaine de Mono” (voor wie het boek nog niet las: dat is een artificieel intelligente monorail met een doodswens) in het volgende boek op te lossen. De fans dienden geduld te oefenen want Tovenaarsglas verscheen in 1997, zo’n zes jaar na het voorgaande deel. De uitgebreide inleiding vertelt wel alles wat de lezer moet weten uit de voorgaande delen, maar een keertje alles herlezen werkt toch nog altijd beter, ondervond ik nu zelf. In ieder geval kwam King zijn belofte na, en de eerste pakweg 70 bladzijden worden uitsluitend besteed aan Blaine.
In boek drie kregen we ook te maken met de Tik-Tak Man. Hoe het daarmee verdergaat, komen we ook in Tovenaarsglas te weten, maar pas helemaal op het eind. Na de perikelen met de monorail vindt Roland het immers eindelijk tijd zijn levensverhaal te vertellen. De eerste scènes daarvan beschrijven hoe Roland al op veertienjarige leeftijd scherpschutter wordt, en die stukjes werden door Stephen King al in 1970 geschreven, aldus het voorwoord van dit boek*. Wat volgt, zoals een confrontatie met zijn vader en zijn ontmoeting met Susan Delgado, de liefde van zijn leven, in de baronie van Mejis, schreef King pas in de zomer van 1996. Dit hele verhaal neemt bijna de hele rest van het boek in beslag. Tovenaarsglas is bijgevolg bijna één langgerekte flashback. De eigenlijke zoektocht naar de Toren gaat er geen spat mee vooruit, en lezers zouden de sage zelfs kunnen volgen als ze deze 500 pagina’s lange flashback gewoon oversloegen. Maar King is een meesterverteller en weet een bijzonder boeiend verhaal in een verhaal te brengen. Bovendien geeft het de lezer ook inzichten in andere personages die belangrijk zijn, of het nog zullen worden. Het is een aangrijpend liefdesverhaal geworden, iets dat we niet van King gewend zijn, maar dat tegelijk toch ook horror is. Het is dat liefdesverhaal dat verklaart waarom King het schrijven van dit vierde deel zolang uitgesteld heeft. Hij was er bang van, zegt hij zelf, omdat hij daar niet zo goed in is. Maar ik vraag me af hoe Tovenaarsglas eruit had gezien als hij er wel goed in was geweest dan...
Interessant is hoe King, nadat het gedeelte met Blaine de Mono afgehandeld is en voordat Roland aan het vertellen gaat, de hele Donkere Toren-sage koppelt aan een andere monoliet van hem, namelijk De Beproeving. Niet alleen linkt hij de twee verhalen, maar verklaart hij ook hoe het kan dat Eddie, die uit zijn wereld is weggehaald na de gebeurtenissen in De Beproeving, dit toch niet heeft meegemaakt. Meer dan ooit beginnen ook andere personages uit voorgaande boeken in het verhaal op te duiken. King schrijft – alweer in een nawoord – dat het pas tijdens het schrijven van Tovenaarsglas was dat hij inzag dat Rolands wereld eigenlijk een allesomvattende wereld is die alle andere werelden die hij had verzonnen, bevat. Het verhaal wordt niet alleen dieper, maar ook breder.
Ik ervoer twee minpuntjes. Het eerste betreft de link die King naar het einde toe legt met De tovenaar van Oz. Die kon mij maar weinig bekoren. Voor de Amerikanen is dat verhaal zoiets als het volkslied, want iedereen kent het. Maar ik heb er niks mee, en dus ook niet met het gedweep ermee. Het tweede betreft de vertaling. De Hoge Taal werd door de vertaler vertaald als een kruising tussen Vlaams (de ge- en gij-vorm) en oud-Nederlands (archaïsche of in onbruik geraakte woorden). Het oud-Nederlands vind ik geslaagd, maar de ge- en gij-vorm niet. Je merkt namelijk dat de vertaler een Nederlander is voor wie die vormen niet tot zijn standaardtaal behoren. Ze worden soms fout toegepast, en geregeld zijn werkwoordsvervoegingen ook niet juist. Als Vlaming adem ik ge en gij, en dus leest dit voor mij als een boek vol taalfouten. Ik ontdekte ook zinnen waarin ge en je door elkaar staan en dat klopt al helemaal niet. Daar kan Stephen King niets aan doen, dus ik beoordeel het boek er niet op, maar het heeft mij wel gestoord.
Het boek telt in mijn vertaalde versie 667 bladzijden. Ergens had ik het wel toepasselijk gevonden als het op het duivelse 666 was uitgekomen. Maar hoe dan ook vijf sterren.
(*) Hoe dat te rijmen valt met Kings bewering in het eerste boek dat hij de eerste woorden voor de Donkere Toren in maart 1971 schreef, laat ik in het midden. Dat het menselijk geheugen een onbetrouwbaar instrument is, weten we allemaal maar al te goed.
De wind door het sleutelgat (De Donkere Toren 4.5; 318 blz.)
De wind door het sleutelgat verscheen pas nadat de hele serie al was afgewerkt. Ergens in een lade had King nog twee kortere verhalen liggen blijkbaar, en door er nog wat woorden omheen te schrijven, wist hij er een raamvertelling van te maken die zich situeerde tussen boeken vier en vijf van het zevenluik. Ik las het boek oorspronkelijk twaalf jaar na het afsluitende deel, maar vond het wel gepast om het nu na Tovenaarsglas te lezen zodat de chronologie bewaard bleef, net zoals ik dat ook met De Kleine Zusters van Eluria deed.
Ik las het boek in 2017 voor het eerst. Het was jaren geleden dat ik De Donkere Toren afsloot en de details van de serie waren vervaagd. Ik wist nog de grote lijnen, maar typische dingetjes als de Hoge Taal en de Lage Taal, en bepaalde termen en gebruiken, waren alweer weg. Omdat de serie ook jaren geleden netjes afgesloten was, was ik er niet van overtuigd dat een nieuw boek nog nodig was, en iets toe te voegen had. Toch kon het boek me meteen boeien. Ik gaf het vier jaar geleden vijf sterren. In mijn recensie suggereerde ik al dat het nog beter tot zijn recht zou komen als het echt tussen boeken 4 en 5 gelezen werd. Nu was de uitgelezen kans om dat ook zelf na te gaan.
Bij aanvang krijgen we een proloog, getiteld Starkblast, te lezen die aansluit op het einde van Tovenaarsglas. Aan het einde van dat boek laat Rolands ka-tet* het Groene Paleis achter zich en begeven ze zich naar de Calla, waar het vijfde boek zich afspeelt. Het is ergens tijdens die tocht dat ze moeten schuilen voor de starkblast**, een enorme storm die gepaard gaat met ijzige kou en wind die ieder die zich erin bevindt, doodt. Terwijl ze die storm uitzitten vertelt Roland twee verhalen aan zijn vrienden. Het eerste daarvan is De huid-man en dat speelt zich af, kort na Rolands avonturen in Mejis. Roland is weer thuis en krijgt van zijn vader een nieuwe opdracht, namelijk een monster verslaan dat bezig is de bevolking van Debaria uit te roeien. Wanneer Roland daar is, spendeert hij een aantal uren in een cel, vrijwillig, waar hij op Bill past, een kind dat als lokaas in het vizier van het monster is gebracht. Om Bill te vermaken, wil hij met hem wat kaartspellen spelen, maar Bill vraagt Roland om hem een verhaal te vertellen. Hij wil De wind door het sleutelgat horen. Van het bestaan van dat verhaal was de lezer al via het vorige boek op de hoogte, want Roland vertelde zijn vrienden daarin dat het een verhaal is dat al generaties lang van ouders op kinderen wordt overgeleverd. Na het afwerken van de hele Donkere Torencyclus vond Stephen King de inspiratie om ook dat verhaal gestalte te geven. Het verhaal is uiteindelijk ongeveer even lang als Starkblast en De huid-man samen. Omdat De huid-man hierna nog even verder gaat, en ook Starkblast nog een epiloog krijgt, is dit boek een verhaal in een verhaal in een verhaal geworden. Best uniek.
Nu ik het boek meteen na deel 4 las, sloot het voor mij naadloos aan bij wat al gebeurd was en vond ik het nog veel beter. Ik zat ook middenin de wereld en de sfeer van De Donkere Toren, wat duidelijk een meerwaarde bleek. Het loont dus echt wel de moeite om dit boek tussen delen 4 en 5 in te lezen. Ik bevestig graag de vijf sterren die ik er al aan gaf.
(*) In de Hoge Taal van Rolands wereld is ka het lot, de bestemming van een persoon. Ka-tet is een groep van personen die voor een bepaalde tijd en een bepaald doel door eenzelfde ka verbonden zijn. In dit geval behoren Roland, Eddie, Susannah, Jake en Oy tot eenzelfde ka-tet. Hun ka is het vinden van de Donkere Toren.
(**) Persoonlijk vind ik starkblast een perfecte illustratie van een slechte vertaling. Het ergert mij dat steeds meer Engelse woorden niet eens meer vertaald worden. Omdat ik de hele serie van De Donkere Toren over een periode van bijna 30 jaar kocht en nu na elkaar lees, valt die veranderde mentaliteit des te harder op.
Wolven van de Calla (De Donkere Toren 5; 686 blz.)
In Wolven van de Calla verplaatsen we ons, samen met Rolands ka-tet langs het Pad van de Straal verder richting Eind-Wereld, waar de Donkere Toren zich ergens moet bevinden. De Calla is een streek met daarin een aantal dorpen, waaronder Calla Bryn Sturgis. Geboorten verlopen daar anders dan bij ons: tweelingen zijn de regel, eenlingen de uitzondering. Wie een eenling krijgt, mag zich gelukkig prijzen, want eenmaal per generatie komen de Wolven vanuit Donderslag en nemen van elke tweeling tussen drie en pakweg zestien jaar één helft mee. Na enkele weken komen ze per trein weer terug, maar dan zijn ze helemaal kaduuk. Ze praten niet meer, zijn al hun intelligentie kwijt, plassen weer in bed, … Eenmaal de groeispurt intreedt, maken ze ook een reuzengroei door die niet alleen pijnlijk is, maar ook monsterlijk. Ze worden enorm groot, breed en sterk. Dan, ergens in hun dertiger jaren sterven ze een pijnlijke dood. Andy, de enige nog werkende robot uit een ver verleden, voorspelt dat de Wolven er weer aankomen. Het is drieëntwintig jaar geleden sinds ze voor het laatst gezien zijn. Tian Jaffords, vader van twee tweelingen en een eenling, heeft zelf een kaduke zus en zwager, en hij wil het er niet bij laten zitten. Hij wil de Wolven bestrijden. Als Rolands ka-tet dan toevallig de Calla doorkruist, roepen ze hun hulp in.
Met Andy houdt King De tovenaar van Oz nog een tijdje levendig, want de robot doet aan de tinnen man denken. In een van zijn oude boeken, namelijk Bezeten stad, vond King ook nog een priester terug met de familienaam Callahan die perfect bij Calla paste, en zo wordt alweer een link gelegd naar een van zijn voorgaande boeken. Verder blijken meerdere personages een naam te hebben die uit precies 19 letters bestaat. Wie De wind door het sleutelgat na deel vier las, kwam dit getal al tegen onder de vorm van Instructie Negentien. Maar het was natuurlijk in dit vijfde boek dat King het getal voor het eerste introduceerde en betekenis gaf.* Ook op andere vlakken wordt 19 steeds belangrijker. Maar wie daar het fijne van wil weten, moet de serie natuurlijk zelf maar gaan lezen. In ieder geval beginnen de verbanden met andere boeken (van zichzelf of van anderen) steeds opvallender te worden en komen ze ook almaar frequenter voor.
Net als in Tovenaarsglas wordt ook in dit boek een aardig deel voorbehouden aan het vertellen van verhalen. Zo mag Callahan uitgebreid vertellen hoe hij na zijn avonturen in Bezeten stad uiteindelijk in Rolands wereld terechtgekomen is. Wat hij vertelt heeft de lengte van een op zichzelf staande novelle en kan als vervolg beschouwd worden op Bezeten stad. Callahans belevenissen hebben tot op zekere hoogte betekenis, maar toch had het niet zo uitgebreid gehoeven. Misschien word ik ongeduldig. Per slot van rekening komt de ontknoping steeds dichterbij en heb ik ondertussen al precies 2.200 bladzijden na elkaar gelezen binnen hetzelfde epos. Bingelezen is voor mij een experiment, en natuurlijk is het best mogelijk dat er een bovengrens zit aan het aantal pagina’s dat een mens kan lezen voor hij toe is aan afwisseling. Ik voel dat ik nog steeds met plezier verderlees maar dat ik nu wat minder geduld heb als King gaat uitweiden of nevenverhalen aan de plot toevoegt.
Enkele andere fenomenen, zoals Zwarte Dertien en het Oog van de Scharlaken Koning komen in dit boek uitvoerig aan bod. Tevoren kwamen ze ofwel niet voor, of waren ze slechts vage vermeldingen die wel bewezen dat King er al mee in zijn hoofd zat. In het later verschenen De wind door het sleutelgat wordt de Scharlaken Koning de Rode Koning genoemd en dat heeft mij op dat ogenblik mateloos gestoord, zoals ik mij altijd stoor aan vertalers die de continuïteit van een serie aan hun laars lappen door dingen anders te vertalen. Ook opvallend: in dit boek schuift King opnieuw meer op richting horror, met onder andere een flink epistel over vampieren.
Wolven van de Calla krijgt “slechts” vier sterren. Het is een dik boek en een heel goed boek, maar ik beperk me tot vier omdat ik van mening ben dat King soms iets te geforceerd verbanden met andere boeken, van hem of van anderen, wilde toevoegen. Ook het getal 19 wordt net iets te vaak gebruikt. Overdaad schaadt, zegt het spreekwoord, en dat is hier het geval.
(*) In de herziene uitgaven komt 19, als ik goed ben geïnformeerd, al sneller voor, zij het subtiel.
De drie in dit artikel besproken boeken hebben allemaal een verschillende kaftstijl. Naast elkaar in de boekenkast valt het ook erg op omdat de ruggen anders zijn, ook al zijn ze voor de verandering alle even hoog. Stoort jullie zoiets, of kan het jullie niet schelen als een volledige serie in de boekenkast uit een allegaartje van groottes en stijlen bestaat?