Deel drie van de Grote Eeuw-reeks: een overgangsboek dat nog steeds boeit
Deel drie van de Bruggenbouwers-reeks van Jan Guillou speelt zich af in de jaren ‘20 en ‘30 van de 20ste eeuw. De eerste wereldoorlog heeft de drie broers zwaar getroffen, na enkele omzwervingen over de wereld hebben ze elkaar teruggevonden. De familie van Lauritz heeft zich in het rijke Saltsjöbaden in Zweden genesteld, niet zo ver van Stockholm, nadat hun oudste zoon Harald vanwege zijn Duitse afkomst op school in Bergen bijna was doodgeslagen.
Oscar en zijn nieuwe vrouw, iemand die we ook uit de vorige boeken kennen, hebben zich net zoals Sverre in Berlijn gevestigd. Opnieuw is dit een knap geschreven verhaal doordrenkt van de Europese geschiedenis.
Ook al hebben ze allemaal de tijd nodig om aan hun nieuwe leven te wennen, liggen er in dit deel geen grote gevaren op de loer. Wel komen er opnieuw een aantal gebeurtenissen voor die de levens van de broers en hun kinderen verder tekenen. Vooral Harald, de oudste zoon van Lauritz en Ingeborg, leren we beter kennen. Wat bij hem al ontloken was na het voorval in Bergen, is zijn Duits nationalistische gevoel, en dit ontwikkelt zich op een schrikbarende manier verder. Omdat hij het moeilijk krijgt op de Zweedse school, wordt hij naar zijn oom en tante in Berlijn gestuurd om daar les te volgen, wat hem veel beter zal bevallen. Hoewel zijn familie daar hem nog enigszins probeert in het gareel te houden, zijn Harald’s nationalistische sympathieën te ver ontwikkeld. In een poging hem toch enigszins in een keurslijf te laten lopen en niet bij gewelddadige ‘straatbendes’, zoals de Sturmabteilungen, denkt zijn oom Oscar dat het leger toch nog voor hem geschikt is, maar daar komt hij wel in contact met de vroege machtsspelletjes in de almaar machtiger wordende NSDAP en volgt hij toch nog zijn eigen weg. Hij komt bij toeval op een goede plaats terecht in de buurt van ‘oom Hermann’ Göring …
Oscar en zijn vrouw zijn in feite een hele andere mening toegedaan dan Harald. Oscar is de minst politieke van de twee maar heeft vanwege zijn dienstjaren in het Duitse Afrika-leger een heel andere mening gekregen over de menselijke natuur en de machtswellust, is hij maar weinig vooroordelen toegedaan en is hem tegelijkertijd de status toegekomen van een graag geziene oorlogsofficier-veteraan, en dit beschermt zijn familie tot dan toe grotendeels van te veel bemoeienissen van het meer en meer gemilitariseerde Berlijn en Duitsland van eind jaren ‘30. Zowel zij als Sverre kunnen naar buiten toe tegen die tijd hun eigen meningen en sympathieën minder en minder uiten. Onder normale omstandigheden kan Sverre ook nog steeds niet met zijn homoseksuele geaardheid naar buiten komen uiteraard, hoewel hij wel steeds de juiste horecazaken weet te vinden net zoals in Londen en Parijs, waar hij gelijkgezinden kan tegenkomen.
Dankzij zijn communistische vrouw komt Oscar vanaf het begin dat ze zich in Berlijn settelen, en later ook Sverre, in aanraking met links georiënteerde kunstenaars. Bruno (Taut), architect tijdens de Weimarrepubliek en Bert (Bertolt Brecht), beginnend proza-en theaterschrijver, zijn de beste vrienden van zijn vrouw. Naast Alfred (Döblin) duikt ook Thomas Mann een paar keer in dit boek op, die mij lijkt te achtervolgen met niet alleen zijn Toverberg, en ook nog eens in een nieuw boek van de Duitse Svealena Kutschke dat momenteel ook gelezen wordt. Dit kan geen toeval meer zijn! Ook in dit boek was hij al bekend als dé Nobelprijswinnaar trouwens.
Oscar heeft ook het roer van het Duitse Lauritzen-patrimonium overgenomen, en heeft hun kapitaal vooral in onroerend goed gestoken, in Berlijn maar ook in de oude stad in Dresden, wat de broers op dat moment het beste uitkomt, volledig onwetend van wat er in het komende decennium zal voorvallen uiteraard.
Ook de Olympische spelen van 1936 in Berlijn passeren de revue. Lauritz zal deze spelen bezoeken en daar zijn zoon tegenkomen die als soldaat is opgeroepen voor de beveiliging van het grote evenement.
Als lezer met alle voorkennis uit het verleden, is het vreemd om al deze dingen over de zaken en de levens van de Lauritzens te lezen die een vreemde bijsmaak krijgen daar je al weet hoe de geschiedenis zich verder zal ontwikkelen. Het is als het ware een omgekeerde spanningsboog die Guillou hier heel slim toepast omdat je als lezer natuurlijk te weten wil komen hoe het hen verder zal vergaan in die veranderende omstandigheden.
Naar het einde van het boek toe, haalt de familiegeschiedenis van Oscar’s vrouw hen in en gaat de hele familie ter bescherming van de steeds groter wordende haat in nazi-Duitsland tegenover joden, communisten, gewone bedrijfsdirecteurs en andersdenkenden toch hun broer achterna naar Zweden. Dat is dan ook het sein dat deze relatief rustige periode achter de rug is en de komende periode in het volgende deel één van de meest turbulente in de Europese en in de Lauritzen-geschiedenis zal worden. Ook al is dit een overgangsboek net zoals de overgangsperiode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, toch kan de Europese lezer/es weer heel wat culturele en politieke referenties herkennen en is het opnieuw de vertelkunst van Guillou die hem/haar aan het boek gekluisterd houdt. Op naar het vierde deel dan maar?