Lunchgedicht #14 - 6 juli
Een dichter die ik minder gevolgd heb in zijn Antwerps stadsdichterschap (2012-2013) is Bernard Dewulf (Brussel, 1960). Bernard Dewulf is nochtans al jaren een gevestigde waarde in Vlaanderen als dichter, essayist, toneelauteur, en columnist, en schrijft momenteel als columnist voor het weekblad van de krant De Standaard. Zijn bundels Kleine dagen en Lange dagen liggen al een tijdje op mijn nog te lezen stapel, waarin hij vertelt over het dagelijkse gewone leven, opgroeiende en resp. opgegroeide kinderen in korte stukjes tekst. Kleine dagen won in 2010 de Libris Literatuur Prijs en in 2011 De Inktaap.
'Het zijn de beste schrijvers die geen kosmische thematiek nodig hebben om te schitteren, en om door te dringen tot de essentie van ons bestaan. Bernard Dewulf is zo'n voortreffelijke schrijver. Kleine dagen is een fascinerende schildering van de evolutie van het samenleven in een gezin, met de allure van een getijdenboek met schitterende miniaturen. Voor dit stilistische kroonjuweel bekronen wij dan ook graag en van harte Bernard Dewulf met de Libris Literatuur Prijs 2010.' – Jury Libris Literatuur Prijs 2010
Hij debuteerde als dichter met Waar de egel gaat in 1995 dat bekroond werd met de debuutprijs 1996. Enkele andere titels van zijn werk zijn:
- 2001 – Bijlichtingen. Kijken naar schilders.
- 2006 – Blauwziek. (gedichten)
- 2009 – Kleine dagen. (proza)
- 2014 - Toewijdingen. Verzamelde beschouwingen
- 2016 - Late dagen (proza)
- 2018 - Naar het gras (gedichten)
- 2019 - Alle dagen (bundeling Kleine dagen en Late dagen)
Hij schrijft, vertaalt en bewerkt ook toneelstukken.
Zijn stadsdichterschap was meer ingetogen en bescheiden dan dat van een aantal anderen voor en na hem volgens mij (dat kan natuurlijk ook aan mij gelegen hebben); hij is echter een geboren observator. Daarvan zijn de volgende twee stadsgedichten volgens mij een perfect voorbeeld.
DE LEZER
Bernard Dewulf schreef op vraag van cultuurcentrum De Kern een stadsgedicht voor de opening van de nieuwe openbare bibliotheek in Wilrijk. Dit gedicht, een ode aan de lezer, is in een ontwerp van Catapult aangebracht op een muur van de benedenverdieping van de bibliotheek. Vanaf september prijkt het gedicht ook op de nieuwe plastic draagtassen van de openbare bibliotheken.
De lezer
De lezer is een vreemde soort.
Men hoort hem niet
en denkt dat men hem ziet,
maar waar hij zit is hij niet
en ongehoord
is het leven in zijn hoofd.
Stoor hem dus niet,
hij is er bezig met bestaan.
Komt hij zo terug, weer
het gerucht in waar hij hoort,
luister dan: het lezen
heeft hem anders verwoord.
Bernard Dewulf wijdt één van zijn laatste stadsgedichten aan het Rubenianum, dat in 2013 50 jaar bestaat. Naast zijn interesse voor beeldende kunst heeft deze Stadsdichter ook een groot hart voor geschiedenis. In het gedicht voor het jarige Rubenianum komen deze twee passies duidelijk naar voren. Het nieuwe stadsgedicht van Dewulf krijgt in de loop van 2014 een permanente plek op het gebouw van het Rubenianum in de Kolveniersstraat.
Het Rubenianum is een kenniscentrum met als doelstelling het verzamelen, ontwikkelen en verspreiden van informatie over beeldende kunst in de Nederlanden van de 16de en 17de eeuw, met bijzondere aandacht voor het werk van Rubens, Jordaens en Van Dyck. Het is toegankelijk voor het publiek en ondersteunt zowel de geïnteresseerde liefhebber als de gespecialiseerde onderzoeker.
www.rubenianum.be
Rubenianum
Hier worden de jaren bewaard.
Droog en waterpas staan ze te wachten
op een hand, een passant, een oog.
Sla ze open en in de stad lopen
weer de eeuwen, krijgt Venus het koud,
worden schilders oud met jicht
in de handen, spreekt de verleden tijd
een heerlijck Nederlands, dragen
de vrouwen zichtbaar hun onderrokken,
en hoe prachtig zou het niet zijn:
het licht van al die eeuwen
dat helder door onze kleine ramen schijnt.
Afsluitend filmpje van ATV over zijn stadsdichterschap:
Bronnen: https://www.antwerpenboekenstad.be/stadsdichters ; Wikipedia