Verhalenwevers #2 Brandende vraag
Deze aflevering van Verhalenwevers is geschreven door jong talent Liselotte Schoevaart. Zij heeft een passie voor natuur, archeologie en thee. Ze studeert Literatuurwetenschappen aan de Universiteit Utrecht en heeft een minor Creative Writing gevolgd aan Stockholm University in Zweden. Ze is commissielid geweest van verschillende schrijfgroepen binnen haar studievereniging en heeft de Facebookgroep Fantasyschrijvers opgericht.
Haar favoriete fantasyboek van dit moment is Name of the Wind van Patrick Rothfuss. Naast fantasy leest ze het liefst middeleeuwse teksten, oude mythen en sagen, sprookjes uit alle uithoeken van de wereld en lokale Nederlandse legenden. Daarnaast vindt ze inspiratie voor haar verhalen in Sword&Sorcery games, tabletop RPG’s, bordspellen en historische documentaires.
Ze haalde bij de Harland Awards Verhalenwedstrijd onder andere een zesde (2010), zevende (2013) en achttiende (2011) plaats en won vorig jaar de Time & Space- verhalenwedstrijd van Luitingh-Sijthoff. Ze werkt nu aan De Zielenval: een fantasyroman voor volwassenen in navolging van het ‘gritty realism’ van George R.R. Martin, doordrenkt in weelderige folklore, mythologie en natuurmagie.
Brandende vraag
“Het spijt me, het spijt me.” Eshe dreunde het als mantra, terwijl ze de verschroeide platen van de golem loswrikte. Godsamme, als ze had geweten dat er een mens in zat… De brandwerende pasta had de schade tot nu toe beperkt, maar het zou niet lang duren voor de smeulende kolen zich een weg door het hout zouden eten. De hitte beulde tegen haar huid, maar ze moest doorzetten. Met trillende handen tilde Eshe het schouderstuk uit zijn scharnieren om de arm eronder bloot te leggen. Op de plek waar Soma een slecht geheelde tatoeage had, stond slechts een flauwe rits aan moedervlekken en ingegroeide talgkliertjes. Eshe sloot haar ogen in dankbaarheid. Zolang ze haar zoon niet vond, leefde hij.
Hitte brandde in haar rug. De vuurhaard die de golem fataal was geworden, likte nu aan een omgevallen tafel. Als het vuur oversloeg zou de enige uitweg geblokkeerd raken. Ze riep Keik, die door de dikke rook fladderde.
Ze liet de schouderplaat los en deinsde achteruit, weg bij de hitte. Een verwrongen schreeuw kwam uit de golem. De persoon die erin zat leefde nog! De schouderplaat was niet op de grond gevallen, maar hing langs de torso naar beneden. Het hout knapte en floot, rook kringelde langs de logge constructie omhoog. Het zou niet lang duren voor degene die in de golem zat levend zou verbranden. Eshe sloeg de stof van haar mouw voor haar mond. Ze kwam voorzichtig dichterbij. De schouderplaat hing aan dikke wortels die in het blote lichaam boorden. Ze tunnelden op de plek van de halsslagader in het vlees, kronkelden onder de huid richting de hersenstam.
Onmogelijk.
Met een schok dacht ze terug aan de lichamen rond de werkplaats, waarvan ze God had bedankt dat ze Soma niet waren. De gaten in hun polsen en nek, de geur van etter die gemaskeerd werd door de rook. Eshe klapte voorover. De zure smaak van gal dwong zich omhoog en ze spuugde op de grond. Het leek erop dat deze ramp een veel grotere tragedie maskeerde. Met krakend gebulder begaf een houten stelling het. Vonken spatten op toen de geblakerde planken op de grond stortten. Eshe drukte de stof hard tegen haar lippen en neus, maar de smaak van roet drong haar mond binnen. Er was geen tijd om de golem uit het vuur te trekken, ze moest hier direct weg. Vergeef me, dacht ze toen ze zich van de golem afdraaide en door de dikke rook naar de uitgang zocht.
Eshe bevroor in haar stap. Het golemgedrocht mompelde iets. Een naam die haar dierbaar was. Ze schudde haar hoofd. Ze was moe, ze beeldde zich dingen in. Haarzelf in veiligheid brengen was het belangrijkste, ze kon niets voor de persoon in de golem doen... Maar haar voeten verplaatsten zich niet. De stem die uit de golem kwam, was nauwelijks hoorbaar door het bulderen van het vuur. Toch verstond ze het weer.
“Soma.”
Keik kraste luid om Eshe te attenderen op de smeulende tafel. Hij steeg op. Het slaan van zijn vleugels liet vlammen bloeien uit het hout. Ze draaide zich om en tastte naar het masker van de golem. Haar onderarmen prikten door de hitte. Ze vond twee sluitingen achter de oren die losklikten. Voorzichtig liet ze het masker zakken. Het gezicht had een ongezonde, grauwe teint. De ogen waren half geopend, de lippen waren wit en gekloofd. Het was Aska. Een teerachtige substantie plakte de babyhaartjes rond haar slaap aan elkaar. Eshe kende haar wel, ze was een van de ontheemde jongeren die in dit hol woonden en op rechtvaardigheid en een beter leven broedden. Soma trok naar hen toe, zoals vogels met het vallen van de bladeren naar warmere landen toe trokken.
Het was aan het einde van afgelopen zomer. Aska boog zich over een beukenstekje in hun loods. De babyhaartjes van haar slaap vielen met een lichte krulslag langs haar jukbeen. Eshe stond als aan de grond genageld in de deuropening. Hoe had Soma het in zijn botte kop gehaald om mensen op hun plantage te laten? Die vraag werd snel beantwoord. Soma’s lichaam, nog mager vanwege zijn recente groeispurt, was volledig naar Aska gekeerd, zijn blik fixeerde op haar gezicht. Hij beet op zijn wang, zoals hij altijd deed als hij zenuwachtig was. “Mooi?” vroeg hij, zijn stem sloeg over. Aska was een kop groter dan hij. Ze draaide zich om en woelde ruw door zijn haar. “Goed gedaan, Spruit.”
Die bijnaam was blijven plakken. Zijn kalverliefde niet.
“Heb je hem gezien?” Eshe schudde de golem, het lichaam van Aska rammelde slap mee. Zweetdruppels bungelden aan haar neus en kin. “Waar is mijn zoon?”
Toen de herfst ruim en breed begonnen was, verdween Soma steeds vaker. Het was de eerste keer dat Soma een volle nacht was weggebleven. Bij thuiskomst leunde hij tegen de deurpost, zijn mouw opgestroopt zodat zijn nieuwe tatoeage te zien was. Onder zijn bandana, die geelbruin was van klei en stof, piekte zijn haar alle kanten uit. “Waar ben je geweest?” vroeg Eshe. “Heb je wijn gepikt? Ik mis drie flessen.” Soma draaide met zijn ogen. “Maak je niet zo druk, Eshe.” Hij noemde haar sinds kort uitsluitend bij haar voornaam. Ze keek door haar tranen naar haar zoon. Het leek nog zo kort geleden dat hij Keik achterna zat door de velden en zo hoog mogelijk in de bomen klom. Ze voelde haar wangen nat worden. Soma sloeg zijn armen over elkaar. Hij opende zijn mond om nog iets te zeggen, en sloot deze weer. Hij verplaatste zijn gewicht naar zijn andere been. “Ik heb alles onder controle, oké? Het wordt allemaal anders.”
“Waar is Soma?” herhaalde Eshe.
Soma,” kreunde het meisje. “Hij heeft…” Haar gezicht vertrok. Met horten en stoten reutelde haar ademhaling. Na ieder woord hapte ze naar lucht.
“Hij heeft me dit aangedaan.”
Verhalenwevers #1 door Roderick Leeuwenhart.
Verhalenwevers #3 door Kim ten Tusscher