Verhalenwevers #4 Soma. Geen man maar ook geen jongen
Wie kent de sympathieke Nienke Pool niet? Met haar YA-roman Falco en de gestolen Stympha's probeert ze de wereld te veroveren. Dat lukt aardig, want de ene druk volgt de andere op. Het boek won ook de Bastaardprijs 2016. Sinds ze haar boek aan de man probeert te brengen is Nienke verslaafd geraakt aan festivals. Dikke kans dus dat je haar op een festival nog wel eens zult tegenkomen!
Falco is zeker niet Nienkes enige wapenfeit. Eerder verscheen van haar hand het Vlaamse filmpje En na de regen kwam de wind, een verhaal dat zich in het oude Egypte afspeelt. Ook publiceerde ze Yin en Yang, een jeugdboekje over het Oude China.
Maar Nienke schrijft niet alleen voor de jeugd. Haar verhaal Johannes 14:6, dat zich afspeelt in het Oude Rome, verscheen bij uitgeverij Fantastische Vertellingen. Ook in de Ganymedes-jaarboeken zijn diverse verhalen van haar hand opgenomen, waaronder Zie je, ik hou van je, dat zich wederom in de oudheid afspeelt, deze keer in het Oude Griekenland.
Dat haar verhalen zich vaak in het verre verleden afspelen hoeft geen verbazing te wekken. Nienke rondde namelijk twee historische studies af. Ook geeft ze workshops over het verkopen van boeken via social media en over het schrijven van Young Adultverhalen - Geef je verhaal een hart want dan klopt het.
Voor Verhalenwevers schreef ze een aflevering waarvan ons hart zeker sneller ging kloppen!
De kar die dienstdeed als arrestatiewagen had haar niet naar de gevangenis gebracht. Al bij de eerste bocht merkte Eshe dat haar eindstation niet de vreselijke gevangenistoren zou zijn, die over de rivier heen was gebouwd. Bewoond door meer ratten dan veroordeelden was dat de laatste plaats waar ze naartoe gebracht wilde worden. Geen van de arrestanten zag ooit een rechter en van de meeste werd na het dichtvallen van de deur nooit meer iets gehoord. Toch wist ze zeker dat haar huidige bestemming vele malen slechter was. De bewakers hadden haar uit de wagen gegooid en vlak voor een grote poort als grofvuil achtergelaten. Zo snel als de paarden de wagen konden trekken, waren ze uit het zicht verdwenen. Eshe dacht niet aan vluchten, want ze wist dat de boogschutters boven op de muur getrainde schutters waren.
Al was het jaren geleden dat ze hier voor het laatst was geweest, toch herkende ze ieder geluid, elke steen en vooral de geur van de onafwendbare dood. Ze was terug in het presidentiële paleis, het gebouw dat ze hoogzwanger was ontvlucht om zich het vege lijf te redden.
Achter haar opende de poort en Eshe wachtte gespannen af zonder op te kijken. Ze herkende de onregelmatige voetstappen van een man die ze gehoopt had nooit meer te zien. Haar adem bleef steken in haar keel en Eshe vervloekte zichzelf omdat zijn aanwezigheid haar na al die jaren nog van streek maakte. De voetstappen kwamen steeds dichterbij. Een stap, een tik. Een voet, gevolgd door de houten vervanger van het been dat hij ooit verloor. Maar dat was uit de dagen dat ze samen als ontheemden in Breza waren aangekomen en niet van de tijd erna waarin hij…
Ze zuchtte diep.
‘Dag Claudius,’ zei ze met een kordaatheid die ze niet voelde. Ze was blij dat hij haar gloeiende wangen niet kon zien. ‘Hoe gaat het met je?’
‘Vogelmeisje,’ klonk het boven haar. ‘Het lot brengt ons weer samen.’
Met een ruk draaide Eshe zich om en ze krabbelde overeind. ‘Noem me niet zo,’ begon ze fel, maar de woorden stokten in haar keel. De jaren hadden bij hem duidelijke sporen achtergelaten. Voor haar stond een oude man in plaats van de viriele kerel die ze ooit was ontvlucht. Aan de insignes op zijn uniform kon ze zien dat hij flink promotie had gemaakt en ze vroeg zich af welke prijs hij daarvoor had moeten betalen. Toen ze zich voldoende hersteld had, voelde ze meteen het vuur weer in zich oplaaien. Het was haat. En haat heeft de eigenschap niets aan glans of intensiteit te verliezen als de jaren verstrijken. Deze man haatte ze meer dan alles op de wereld. ‘Niet het lot brengt ons samen; het waren je stromannen, die me hierheen sleurden. Er is een verschil: het lot bedeelt je met wat je toekomt en met jouw dwang oogst je de angst die je zaait.’
‘Je tong is nog steeds even vurig als vroeger. En je wangen even rood.’
‘En jij bent alleen maar witter geworden.’ Ze doelde op zijn samenwerking met de Witten en niet eens zozeer op zijn haren die veel te wit-grijs waren voor zijn leeftijd. Aan zijn gekwelde blik kon ze aflezen dat hij haar sneer begrepen had.
‘Ik kon niet an-,’ begon hij, maar toen schudde hij zijn hoofd. ‘De Witten zijn op dit moment niet onze grootste zorg. We hebben ze nodig.’
‘Nodig?’ Eshe vergat haar boeien en de netelige situatie waarin ze zich bevond. Ze lette niet op zijn lijfwachten die met hun vlijmscherpe spiesen dreigend dichterbij kwamen. De woede was te groot. ‘Waar heb je die omhooggevallen elite voor nodig? Mensen als ik verdwijnen. Mensen waar jij vroeger deel van uitmaakte. Heb je de Witten nodig om het verzet te stoppen? Kun je het niet op een democratische manier af? Of ben je vergeten waarvoor je ooit hebt gestreden?’
Claudius schudde zijn hoofd. ‘Ik ben niets vergeten. En volgens mij ben jij degene die vergat mij ooit een detail mee te delen. Soma-,’
Opnieuw onderbrak ze hem. ‘Spreek zijn naam niet uit. Heb het gore lef niet.’ Eshes stem brak. Ze wilde nog meer schreeuwen en de frustraties van de afgelopen jaren van zich afblazen, maar de pijn in zijn ogen deed de woorden verstommen voor ze haar lippen verlieten. Ze kende die blik en hij betekende niet veel goeds. ‘Wat is er? Weet je waar Soma is? Is hij omgekomen bij de explosie? Heeft hij zich aangesloten bij het verzet?’
Ze zag aan zijn ogen dat Claudius wist waar hij was, maar het haar niet durfde te vertellen. Ze draaide zich om naar de open poort. ‘Is hij daar? Hebben de Witten hem? Heb je me daarom naar deze godvergeten plek gehaald?’
Claudius ontweek haar blik. ‘We houden hem niet gevangen en ook de Witten hebben hem niet,’ zei hij zacht. ‘Was het maar waar.’
Het voelde alsof alle lucht uit haar longen werd geperst. Wat was het dat Claudius haar niet wilde zeggen? Wat was erger dan hier gevangen zitten?
‘Vertel het me.’
Als antwoord haalde Claudius een langwerpige automaton uit zijn mantel. Hij had geen vogel, zoals Eshe. Al zolang ze zich kon herinneren had hij steeds geavanceerdere slangen gemaakt. Haar kennersoog zag meteen dat het buigzame hout dat hij voor deze versie had gebruikt niet uit Breza afkomstig was. Ze herinnerde zich hoe ze altijd een hekel aan zijn huisdieren had gehad. ‘Heb je een van je spionnen op Soma afgestuurd?’ beet ze hem toe.
Claudius schudde zijn hoofd en leek te aarzelen voor hij eindelijk sprak. ‘We bespioneren het verzet. We denken dat zij verantwoordelijk zijn voor alle verdwijningen van de ontheemden.’
‘Is het verzet volgens jou verantwoordelijk voor de verdwijning van haar eigen mensen?’ vroeg Eshe schamper. ‘Ik denk dat je spion onzin kletst. Het verzet rekruteert uit de ontheemden, waarom zou het hen laten verdwijnen?’
Claudius pakte de slang bij zijn staart, ontdeed het beest routineus van zijn vel, vouwde het doorzichtige vlies open en plakte het tussen een dubbele lens, die hij voorzichtig in een apparaat stak dat de wachters hem aanreikten. ‘Uit de archieven van de tijd hiervoor hebben we geleerd hoe we bewegende beelden kunnen vastleggen. Het geluid is nog steeds niet van beste kwaliteit, maar als je goed luistert kun je horen wat hij zegt.’
Eshe begreep niet hoe Claudius bewegende beelden kon maken maar ze was te zeer in beslag genomen door wat ze zag om zich daar lang zorgen over te maken. Ze zag een jongen. Het was Soma, maar niet zoals ze hem kende. Zijn haren waren gekortwiekt en keurig gekamd. Dat haatte hij normaliter. Het opvallendst waren zijn kleren. Soma droeg een rode blouse met een zwarte stropdas, waardoor hij jaren ouder leek. ‘Waar is dit? Hoe kom je hieraan? Gaat alles goed met hem?’ Ze aaide over zijn gezicht en meteen stokte het beeld. ‘Waar is hij? Zeg wat tegen me, Claudius. Waar is Soma?’
‘Wil je horen hoe hij zijn eed aflegt?’
Ze knikte. Duizend vragen vlogen door haar hoofd, maar ze vroeg niets en wachtte gespannen af. Zwijgend drukte Claudius op het apparaat en de jongen begon te praten.
'Mijn naam is Soma.
Ik ben elf jaar, maar dat is geen graadmeter voor de angst die je voor me moet voelen. Het zijn de mijlen die ik heb afgelegd die tellen, niet de jaarkringen van de bomen die ik heb doorlopen. En mijlen heb ik afgelegd. Soms rennend, vaak kruipend en zo af en toe stofbijtend. Altijd ben ik opgestaan en daardoor ben ik geworden wie ik nu ben. Een man. Een man van elf lentes jong.
Zolang ik me kan herinneren bestaat de wereld om me heen uit puinhopen. De metaaldieven hebben iedere bout en iedere innerlijke constructie meegenomen en het is geen wonder dat de gebouwen instorten; het is eerder een wonder dat ze zo lang zijn blijven staan. Alsof ze weigerden op te geven. Nu, na al die tijd, laten ook de gebouwen het afweten. Ze storten in. De hele wereld stort in.
En op de puinhopen die ontstaan kruipen de parasieten die de laatste restjes opeten. En de grootste parasiet, dat ben ik.
Mijn naam is Soma, zoon van de ontheemden Eshe en Claudius.'
Het beeld zoomde uit. Soma werd steeds kleiner tot hij tot een minuscule stip was geworden. Haar jongen was niet alleen. Naast hem stonden ontelbaar veel kinderen en volwassenen in rode hemden. Allemaal in dezelfde houding. Hoe verder het beeld uitzoomde, des te meer rode stippen er op het beeld verschenen.
‘Het lijkt wel een leger,’ zei Eshe.
‘Een leger van parasieten,’ antwoordde Claudius.
Geniet jij ook zo van Verhalenwevers? Laat het de auteurs weten. Ze praten graag met jou - de lezer - over hun werk! Vind je dat jouw favoriete Nederlandstalige scifi- of fantasyauteur wel wat meer bekendheid verdient? Vertel ons dan vooral wie we niet over het hoofd mogen zien.