Verhalenwevers #1 Houten hart
We verklapten het vorige week al: voor de allereerste aflevering van Verhaalwevers strikten we niemand minder dan de winnaar van de Harland Award Verhalenwedstrijd 2016, Roderick Leeuwenhart! Roderick is een geek en gamer in hart en nieren. Hij volgde de studie Animatie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, is werkzaam als film- en gamejournalist en schrijft onder andere voor Aniway, een tijdschrift over Japanse popcultuur.
In zijn trilogie Pindakaas en Sushi kon hij zijn passie voor Japan kwijt: de boeken spelen zich af in de Nederlandse community van Japanliefhebbers. Roderick is een van die moedige auteurs die zijn boeken in eigen beheer uitgeeft via zijn uitgeverij Leeuwenhart, en met succes. Onlangs richtte hij het label Hanabi op om Nederlandse manga een uitgeefplatform te bieden.
Veelzijdig is hij ook: in 2016 verscheen zijn post-apocalyptische young adultnovelle Kinderen van de ijstijd in de Splinterreeks van uitgeverij Quasis. Roderick leest – hoe kan het ook anders als je jezelf een geek noemt – graag sciencefiction en het mag dan ook geen verwondering wekken dat je dat terugziet in zijn bijdrage aan Verhalenwevers! Geniet van het moois dat hij voor ons geschreven heeft.
Houten Hart
Overlevering
Roest? Het was honderd jaar geleden dat iemand dat nog zag. De laatste persoon die had meegemaakt hoe elektriciteit door metaaldraad werd gejaagd om licht voort te brengen, was gestorven. Staal, platina, chroom, kwik, brons – het waren nutteloze woorden geworden.
Honderd jaar geleden daalden ze neer. Met onbegrijpelijke schepen en onbegrijpelijke technologie. Hadden we er het kleinste begrip van gehad, dan waren we misschien hun aandacht waard geweest, maar voor de smartphone- en laptopgebruikende mens van toen leek het waarschijnlijk magie. In een tijdsbestek van weken werd al het metaal op de planeet meegenomen. Of het nu als erts in een bergwand zat, peinzend op een sokkel in het Rhodinmuseum in toenmalig Parijs of in de kroon op een gebroken kies – weg. Enkel de kleinste bodemsporen waren kennelijk de moeite niet waard. De vreemdelingen verdwenen zonder ook maar een dankwoord te uiten.
Het had het einde van de beschaving kunnen zijn. Hoe verder? Een gebalde vuist naar de hemel haalde evenveel uit als altijd. Eén ding wisten ze in ieder geval niet van ons te stelen: onze grenzeloze inventiviteit. In de totale afwezigheid van metaal, startte het tijdperk van hout.
Houten Hart
De explosie bracht lelijke herinneringen omhoog, aan een verleden en een land die niet meer de hare waren. Het vuur en de schokgolf hadden Eshe ongedeerd gelaten, maar de hal was nu een ravage van glassnippers en vlammende korven. Ze plukte een scherf uit haar jas. Hackerspace, ze konden haar nog meer wijsmaken. Ze stapte door een losgerukt venster in de pui naar binnen.
Angst liet haar hart bonken. Niet alleen door het onverwachte geweld, maar vooral voor haar zoon. Ze had hem gewaarschuwd, maar zie een jongen van zijn leeftijd maar eens te stoppen. Nu was Soma al een week verdwenen en dat was langer dan normaal. Na dagen van groeiende onrust was ze hem gaan zoeken. ‘Waarom schakel je de burgerwacht niet in?’ had een lieve, witte buurvrouw gevraagd bij het brengen van voorraden, haar blik diffuus achter een sluier van privilege. Wat een mooie wereld zou dat inderdaad zijn, als Eshe kon aankloppen bij een groep die haar liever het land uit zette.
‘Soma!’ riep ze.
Hij was elf, verdomme, ook al zag hij er volwassen uit met die lichte baardgroei waar hij apetrots op was. Hij hoorde thuis te zijn, bij haar, niet in zo’n angstaanjagende werkplaats. Als hij hier nog was, tenminste. Ze hoopte ergens van niet. Ze had hem gewaarschuwd voor dit soort plekken, want deze stad behandelde ontheemde kinderen niet vriendelijk. Toch voelde het als haar schuld. Hij wilde indruk op haar maken, óók met hout kunnen werken.
Iets verderop knalde een glazen buis kapot door de hitte. Op lange tafels lagen flinters hout vastgepind onder brandertjes. Hier werden de fundamenten van houtmanipulatie onderzocht. Onweerstaanbaar voor Soma. Ineens -een kraakgeluid, als een doosje lucifers dat werd verpletterd. Op Eshes schouder landde een houten kraai. Haar meesterwerk. Een ingenieuze automaton die kleiner en complexer was dan wat de meeste ambachtslieden maakten. De grap was dat die hun speelgoedjes vrij konden verkopen, terwijl zij zich nauwelijks op straat mocht vertonen.
‘Keik. Iets gevonden?’
De kraai loerde naar haar met de gevijlde kersenpit die dienst deed als oog. Hij wees met zijn snavel naar de volgende zaal. Hoe ver liep deze oude fabriek nog door? Onbewaakt, uitgestorven, vol illegale proeven: het klopte voor geen meter. Ze likte aan haar trogsteen – geen tijd voor ijzerzwakte nu – en volgde Keiks instructies. Bang zijn deed ze maar een andere keer.
Bij de doorgang vond ze een jonge vrouw, een bloederig hoopje.
De aangrenzende hal was zo mogelijk nog erger. De bakstenen muren stonden nog, maar de kozijnen lagen op de vloer, tussen het gesmolten glas, rokend als fakkels. Eshe zag weinig. Ze vervloekte het, maar was de smoor ook dankbaar. Ze wilde niet nog meer dode meiden en knullen zien. Maar wat als Soma daar een van was? Daar kon ze niet aan denken.
Een schel geluid deed haar in elkaar duiken. Toen Eshe opkeek, zag ze een silhouet naar voren stappen, dwars door het vuur heen. Het was een metershoge, houten golem met een verwrongen hoofd. Hij sprong bruusk op haar af, zich zo bewust van zijn omgeving als een mens, en haalde uit – een slag die haar kon verbrijzelen.
Het was vreemd. Eshe cultiveerde al jaren met zorg haar planten en boompjes in de lekkende loods waar ze met Soma woonde. Vele houtsoorten, voor elk onderdeel een andere. De aandrijving van haar creaties gebeurde met kleine ontladingen, waarmee ze tot fracties van graden nauwkeurig splinterpuntjes verwarmde. Die bogen dan nét genoeg om een digitaal, binair systeem mogelijk te maken. De technologie was te rudimentair voor echte intelligentie, maar geavanceerd genoeg voor complexe routines en handelingen. Dat was althans haar overtuiging, tot ze deze golem zag. Hoe hij bewoog, reageerde, bezield leek – het kon niet. Hout had zijn beperkingen!
Kennelijk niet dit hout. Eerder door geluk dan vaardigheid struikelde ze op tijd weg voor zijn vuist. Keik stoof op en zwermde rond het hoofd van de golem. Een standaard afleidingsmanoeuvre, door Eshe geprogrammeerd.
‘Kijk uit dat je geen vlam vat!’
Deze op hol geslagen machine was de oorzaak van de vernieling. Het laatste experiment van de jongeren hier? Het liefst zou ze voor het gevaar vluchten, zoals ze eerder had gedaan, maar als Soma ergens in deze puinzooi lag, gewond of erger, moest ze hem redden. De golem zwaaide met zijn armen om Keik weg te slaan, en ze werd boos. Verdomd als dit gedrocht haar huisdier verpletterde!
Met trillende benen stond ze op, vond een tot spies afgebroken tafelpoot en duwde die in de golems knieholte. Tot haar verrassing wankelde hij daarop in een brandhaard. Aan haar aanval kon het niet liggen, hij had waarschijnlijk geen brandstof meer of was domweg kapot. Wat voor afschuwelijks zich hier ook had voltrokken, ze maakte enkel de laatste hartslagen van het drama mee. Het gevallen monster vatte geen vlam, maar schroeide zwart. Dat was niet uitzonderlijk, Eshe had Keik immers ook ingesmeerd met brandwerend materiaal. Tot haar opluchting zag ze de kraai veilig op een afstand landen.
Het bloed keerde eindelijk weer terug in haar hoofd. Ze keek ietwat verloren om zich heen en toen naar de golem. Eshe kon het niet over haar hart verkrijgen het apparaat te verlaten. Zijn mysterie riep haar, zo zuiver als kennis van het hout Soma had gelokt. Bovendien proefde ze de aanwezigheid van haar jongen rond dit ding. Vreemd, want zoiets zou hij absoluut nog niet kunnen maken. Het duurde jaren om de technieken te leren en meesterschap vereiste onvoorstelbare toewijding. Ze boog zich over de zwartblakerende golem en vond de naden rond het borststuk. Haar vingers pasten er net tussen. Ze trok uit alle macht. Langzaam vulde een onverklaarbaar afgrijzen haar, maar ze móést weten welke ingenieuze aandrijving het ding zo menselijk deed lijken. Knarsend schoot de plaat los – en ogenblikkelijk snoof ze de geur van warm hout en gesmolten vet op. Er klonk geluid dat niet thuishoorde in de gortdroge ingewanden van een automaton. Zwak gerochel. Met opwellende paniek keek ze in de holte, naar een groteske fusie van hout en vlees...
Het was haar schuld.
Hier gaat Verhalenwevers verder:
Verhalenwevers #2 door Liselotte Schoevaart
Verhalenwevers #3 door Kim ten Tusscher