Het kerstverhaal van Marcel Vaarmeijer
Lassie
Door Marcel Vaarmeijer
We zaten in de trein. Het was koud. In het bagagerek lag mijn koffer. Mama stak een sigaret op. Ik keek door het wazige raam en dacht aan mijn verjaardag, die we twee dagen daarvoor hadden gevierd. Er waren wat ooms en tantes geweest. Mama had een hekel aan drukte en draven voor anderen. Na afloop stalde ik mijn cadeautjes uit op de keukentafel. Ik had veel gekregen, veel meer dan gewoonlijk. Zo ging het altijd als ik weg moest.
De eerste keer was een kleuterhuis in Petten. Ik was drie en had de hele zomervakantie in het ziekenhuis gelegen. Op aanraden van de dokter bracht mama mij naar Petten. Ik moest aansterken, had hij gezegd, en onder de kinderen zijn. Het kleuterhuis stond in de duinen en werd geleid door zusters in witte pakjes. Ze waren wreed en kil. De kinderen zagen er net zo bleek uit als ik. Ze moesten ook aansterken, hoorde ik, maar niemand sterkte aan. Overdag maakten we lange wandelingen door de duinen en over het strand. Tijdens het eten moesten we stil zijn, anders kregen we straf.