¿Je gaat naar Leiden.¿ De meester zegt het op een toon van: dat is dus geregeld.
Ton knikt. Mooi, denkt hij, dat is mooi. Dat is tenminste wat anders dan de hele dag in de werkplaats verf maken van zwavel en azijn, opgewarmd met hopen dampende paardenmest en olie. Of af en toe iets mogen natekenen of naschilderen met penselen van de staartharen van een eekhoorn.
Ruim een half jaar is hij al als leerling bij meester Van Rijn in dienst en al die tijd is hij nog niet buiten Amsterdam geweest. Behalve dan een wandeling langs de Amstel toen hij Rembrandts tekenspullen moest dragen.
Ton droomt ervan net zo¿n goede schilder te worden als Rembrandt. Hij moet nog heel veel ervaring opdoen, zijn meester is niet snel tevreden.
Als Ton het Deense meisje Ilse ontmoet, verandert er veel in zijn leven. Hij vindt haar heel aardig en ze kunnen het goed met elkaar vinden. Ilse gaat model staan voor Ton, en voor¿ de grote meester zelf. Maar dan gebeurt er plotseling iets vreselijks, waar Ton en Rembrandt heel erg van schrikken¿