Naast het ongevonden lijk wordt de roman bevolkt door daklozen, eenzamen en door de schrijver zelf. Hoe hij, ten tijde van haar vondst, in Rotterdam zijn verhuisdozen uitpakte, op de vlucht voor mislukte dromen en de daarbij horende eenzaamheid.
Het verhaal beweegt zich in de schemerzone tussen werkelijkheid en fictie en zoekt de grenzen van de verbeelding op.
Herinneringen aan het levenloze is een nietsontziende, ontluisterende en ontroerende roman over de onzichtbare inwoners van een stad. Of beter: over de mensen die we liever niet zien.