'Als de oorlog klaar is in Syrië ga ik Nederlands nog in mijn hoofd houden. Want dan kan ik nog met jou bellen en praten' Het is voorjaar als de zesjarige Mouna, die in het asielzoekerscentrum in Breda woont, kennismaakt met Angèle, die daar als vrijwilligster werkt. Mouna is door haar vader meegenomen op zijn vlucht uit Raqqa, op zoek naar een veilige toekomst voor zijn gezin. Iedere week lezen Mouna en Angèle samen. Er ontstaat een hechte band, en ze maken ook uitstapjes. 'Ik hep huis!' appt Mouna opgetogen, vlak na de zomervakantie. Maar het huis blijkt geen vaste stek. In een paar jaar tijd verhuist Mouna vijf keer, en ze begint zes keer op een andere school. Telkens weer moet ze afscheid nemen van vriendinnetjes en opnieuw beginnen in een onbekende omgeving. Angèle blijft Mouna volgen. 'Jij bent nu als familie, zegt mama.' Terwijl Mouna opgroeit in een traditioneel moslimgezin, verloopt haar inburgering razendsnel. Hoe meer ze ontdekt over de westerse cultuur, hoe nieuwsgieriger ze wordt. Intussen zien haar ouders de afstand tussen hun wereld en die van Mouna steeds groter worden. De vriendschap met Angèle komt onder druk te staan.