Als Yvette samen met haar reusachtige Sint-Bernardhond Melle een paar maanden op de jachthaven van haar oom mag passen, is ze dolblij met die kans. Ze is net uit haar antikraakwoning gezet, en de haven is een fijne, rustige plek. Vlak voor de wintersluiting meldt zich een zeiler met averij, die een aanlegplaats nodig heeft om zijn boot te kunnen repareren. Dat zal misschien duren tot na de sluiting, maar hij belooft haar niet tot last te zijn. Yvette stemt toe en laat de man, duidelijk een einzelgänger, verder zo veel mogelijk met rust. Tot Melle daar op spectaculaire wijze verandering in brengt.