Hemelbestormers zijn we
'Maar in al die jaren, op al die bergen, was ik dus heel gebleven, was ik voorzichtig geweest, te voorzichtig misschien om een beroemde bergbeklimmer te worden, en nu veroorzaakte mijn lichaam zijn eigen laffe ondergang. Ik wist wat me te doen stond.'
Bergbeklimmer Walter Welzenbach, de ik-verteller in Zuurstofschuld, gaat niet de geschiedenis in als iemand die een eerstbeklimming deed, of omkwam door bevriezing of een val in een diep ravijn. Hij is ‘slechts’ het hoofdpersonage in een prachtige roman. Geen held, maar een eenzame figuur die volhardt ondanks een lichaam dat het laat afweten.
Zuurstofschuld van Toine Heijmans (1969) beneemt je letterlijk en figuurlijk de adem. Het is mooi en spannend. Het klimmen van Walter samen met zijn maat Lenny, zonder Lenny, en het klimmen van al die mensen die hem voorgegaan zijn, passeren de revue. Soms onder het lezen vraag je je af of je non-fictie leest, zó levensecht voelt het aan, alsof je een autobiografie leest. De enorme spanning is niet die van een thriller, maar een die er evengoed voor zorgt dat je op het puntje van je stoel zit. Hier zijn mensen van vlees en bloed bezig geweest, die tot het uiterste gingen en daaroverheen, mensen die één wilden worden met de berg.
Zuurstofschuld is een lofzang op beroemde bergbeklimmers, op bergen als de Everest, de Matterhorn, op de achtduizenders; het is ongemerkt een leerboek over alles wat bij klimmen hoort: normaalroutes en abnormaalroutes, ijsbijlen en ijsboren, de kampen waar het lange wachten begint, acclimatiseren, overnachten op richels, kapot zijn en hallucineren, afgevroren tenen en vingers, de drama’s en de overwinningen.
Tegelijkertijd maakt de schrijver een diepe buiging voor vriendschap, vertrouwen en doodsverachting. Want bij elke beklimming klimt de dood op je schouders mee. En daar is niet veel voor nodig: een misstap, een touw dat breekt, een lawine of een niet voorspelde storm. 'Natuurlijk gaan er klimmers dood vandaag en dat hebben ze ervoor over, daar zijn ze op voorbereid. Als ze ergens willen sterven, dan is het zo hoog mogelijk op een berg.' Er kan zo veel misgaan en er ís zo veel misgegaan. Bergen beklimmen maakt je eenzaam: 'Meer bergtoppen dan vrienden verzamelde ik en nu sta ik hier opnieuw, alleen.'
Ooit klom Walter samen met Lenny die hem leerde klimmen; als wand gebruikten ze een brugpijler waarvan de basaltkeien houvast boden terwijl boven hen het verkeer denderde. Als ze niet klommen (ze stopten met hun studie), lazen ze in de vele boeken die Lenny verzameld had over bergen, klimmen en beroemde klimmers, als Bonatti, Terray, Herzog, Hargraeves en vele anderen. Hun geschiedenissen worden vervlochten met die van Lenny en Walter.
De schrijfstijl van Heijmans is al net zo boeiend als waarover hij schrijft: bevinden we ons in de lagere regionen of lezen we een beschrijving van een beklimming of een voorbereiding daarop, dan is de schrijfstijl helder en duidelijk, goed verzorgd en prettig leesbaar. Opvallend is dat, naarmate Walter hoger klimt en te maken krijgt met hartkloppingen en zuurstoftekort, de schrijfstijl aan dat zuurstoftekort is aangepast: de zinnen lopen niet meer zo soepel, er is vaagheid, het hapert. Prachtig gedaan!
Er is een fijne afwisseling. Enerzijds is daar het klimmen in het verleden mét Lenny, met aandacht voor hun bijna vanzelfsprekende vriendschap, hun groei samen in het klimmen en de verwijdering; anderzijds is er het klimmen in het heden zonder Lenny. Waar mogelijk worden de uitstapjes gemaakt naar de belevenissen van bergbeklimmers die naam hebben gemaakt. De hoofdstukken worden niet aangeduid met de ‘gewone’ getallen, maar met de getallen die aangeven op welke hoogte de personages zich bevinden.
Dit boek waaruit een diep respect spreekt voor de wonderschone natuur in al haar grillige verschijningsvormen, met haar bergen en ravijnen is absoluut een topper. Met zijn vorige spannende roman Op zee bewees Toine Heijmans dat hij goed schrijven kon. Met Zuurstoftekort heeft hij de Olympus bestegen!
Reageer op deze recensie