Ontroerende vader-zoon relatie
‘Soms zie ik dat je ergens mee zit,’ zei ze. ‘Dat is heel vaak zo zelfs, maar dan zeg je er niets over. In het begin dacht ik: dat komt wel, hij zal zich op een gegeven moment wel op zijn gemak voelen bij mij, maar er is in drie jaar niets veranderd. Ik zie dat er van alles in je omgaat, Boris, maar ik heb geen idee wat.’
Met deze woorden verbreekt Sara haar relatie met Boris. Ze heeft gelijk dat Boris ergens mee zit, dat er van alles in hem omgaat. Al sinds zijn jeugd kampt hij met een dwangstoornis. Iedere eerste maandag van de maand, een paar minuten voordat het maandelijkse alarm afgaat, haalt Boris zijn zakken leeg zoals je bij een veiligheidscontrole op het vliegveld doet. Dit is een van zijn dwangneurotische rituelen. Nooit heeft hij Sara over zijn stoornis verteld, uit angst en schaamte, maar ook omdat het eigenlijk best goed ging zolang hij met Sara was. Het leek alsof zij zijn dwangstoornis wist te temperen, ook al was ze zich hier zelf niet van bewust.
Maar nu is het over, Sara kan niet meer tegen Boris’ ongrijpbaarheid. Het enige dat hij kan doen is naar zijn vader vertrekken, die twee straten verderop woont. Ondanks het feit dat Boris altijd door zijn vader is opgevoed, omdat deze bij de geboorte van Boris niet alleen vader maar ook weduwnaar werd, gedragen ze zich wat gereserveerd ten opzichte van elkaar. Ze hebben het beste met elkaar voor, maar de communicatie verloopt stroef. Er sluimert een ongemakkelijke afstand tussen vader en zoon.
Wanneer ze voor een paar dagen in Praag zijn vindt er een ommekeer plaats. Onverwachte situaties leiden tot paniek en openhartigheid van Nico’s kant. Ook hij heeft een dwangstoornis en al lang geleden herkende hij de eerste symptomen van deze stoornis bij zijn zoon. Nooit werd hierover gesproken. De noodgedwongen bekentenis in Praag zorgt voor wederzijds begrip bij Nico en Boris.
‘Mijn vader en ik. We hadden allebei hetzelfde. Hij had zijn eigen, unieke wetboek, maar het was verschenen in dezelfde serie als die van mij. Daar moesten we het voorlopig mee doen. We konden af en toe elkaars wetboeken doorbladeren, stukjes aan elkaar voorlezen, we konden ze naast elkaar zetten in de kast, maar we konden ze nog niet uitwisselen: ik zou zijn boek niet op schoot nemen, hij het mijne niet.’
In De eerste maandag van de maand wisselt het vertelperspectief tussen vader en zoon. Ze observeren elkaar en proberen elkaars gedachten te lezen. Eigenlijk delen ze zoveel gelijkenissen; ze kennen de beperkingen die een dwangstoornis met zich meebrengt en missen allebei een grote liefde, maar écht uitspreken wat ze denken en voelen is voor Boris en Nico moeilijk.
De kracht van dit boek zit in de manier waarop Peter Zantingh de relatie tussen Boris en Nico heeft vormgegeven. Niet zozeer de gebeurtenissen maar de ontwikkelingen in deze vader-zoon relatie maken het boek zo interessant. Je voelt de ongemakkelijkheid, maar tegelijkertijd ook de onvoorwaardelijke liefde van een vader voor zijn zoon en vice versa. Maar ook de constante eenzaamheid van zowel Boris als Nico, die naarmate het verhaal vordert steeds kleiner wordt, is steeds aanwezig.
Sterk zijn ook de stilistische keuzes die de auteur heeft gemaakt. Over elk detail is nagedacht: locaties, beroepen, structuur, alles om de dwangstoornis van Boris en Nico realistisch te doen overkomen. De vaak korte zinnen zorgen ervoor dat je je goed kunt verplaatsen in de hoofdpersonages. Deze zinnen vormen hun gedachten, die vanwege hun dwangneurose ordelijk en controleerbaar moeten zijn. Dat de auteur voor het schrijven van deze roman veel research heeft gedaan komt goed tot zijn recht.
Zantinghs tweede boek is een gevoelige roman, die begint en eindigt op de eerste maandag van de maand en waartussen een mooie ontwikkeling plaatsvindt. Het ontroerende einde van het thematiseert de vaderliefde op een subtiele maar prachtige wijze.
Reageer op deze recensie