Lezersrecensie
De melancholie van het verzet
Na het onvergetelijke Satanstango is hier dan eindelijk een volgende roman in vertaling van Krasznahorkai verschenen: De melancholie van het verzet. Over Satanstango schreef ik enkele jaren geleden het volgende. “Een mogelijke interpretatie: op de achtergrond is een alomtegenwoordig systeem actief , een systeem van huiveringwekkende omvang. Er is niemand die zich om individuen bekommert, al helemaal niet om de individuen in een veraf gelegen oord dat nauwelijks enige betekenis vertegenwoordigt. De mensen voelen zich in de steek gelaten en kennen niemand die te vertrouwen is, zelfs de eigen echtgenoot of kinderen niet, laat staan een buurman, de kastelein of een conducteur. Wie wil niet uit zo’n door regen en modder aangetaste omgeving ontsnappen? Waarom zou je je niet vastklampen aan de eerste de beste malloot die zegt zich wel om jou te bekommeren, te weten wat je diepste wens is en in staat te zijn jou je droom te doen verwezenlijken? Want een ding is zeker: zelf kunnen ze het niet en het systeem is per definitie niet in jou geïnteresseerd. Tegen diegenen die zeggen dat het volk niet gek is en zich niets wijs laat maken zegt Karsznahorkai dat dat een misvatting is. Het volk laat zich maar al te graag misleiden en het komt daar steevast pas achter als het te laat is”.
Een kleine stad in Hongarije, gezien de paar andere plaatsnamen die we tegenkomen moet deze gelegen zijn aan de grens met Roemenië, is in verval geraakt, het stadsbestuur is in gebreke, de plaatselijke politie functioneert niet meer, het afval hoopt zich op in de straten en bandeloosheid ligt alom op de loer. De hoofdpersonen van deze fabelachtige roman zijn de plaatselijke directeur van de muziekschool, zijn echtgenote en de naïeve zoon van een dame met zekere rondingen. We volgen hun lotgevallen wanneer de stad bezocht wordt door een merkwaardig circus dat vooral opvalt door het tentoonstellen van een reusachtige opgezette walvis, een ongebruikelijke gebeurtenis die prompt aanleiding vormt voor tal van raadsels, complottheorieën en andere uitingen van achterdocht en argwaan. Er schijnt een geheimzinnig persoon mee te reizen met dit circus, aangeduid als “de prins” en het schijnt dat deze figuur lichamelijk gehandicapt is en overal in het land anarchie predikt.
In een ongelooflijke maalstroom van gebeurtenissen beschrijft Krasznahorkai hoe de stad ten prooi valt aan lethargie, stuurloosheid, immoraliteit en chaos. Hoe mensen zich onder zulke extreme omstandigheden gedragen en hoe anderen daarvan weer weten te profiteren. In de geschiedenissen die Karsznahorkai ons vertelt zien we in elk tijdsgewricht soortgelijke tragedies, ze zijn aan plaats noch tijd gebonden. En gaandeweg gaan meneer en mevrouw Eszter en de antiheld Valuska steeds meer voor ons leven, krijgen we zicht op hun karakters. En de entourage om hen heen met tal van snoodaards, lafbekken, zuiplappen en noem maar op. Regelmatig ontaardt de loop der dingen in hilarische gebeurtenissen en voorstellingen. Want Krasznahorkai is een verhalenverteller pur sang. Dat zagen we ook al in Satanstango.
Maar zijn verhalen hebben een zeer verontrustende ondertoon. Hij vertelt geen anekdotes maar schetst ons een beeld van de condition humaine waar we niet vrolijk van worden. Prachtig is de beschrijving van een ontbindend lichaam op de laatste pagina’s van deze magistrale roman, waarin hij als het ware de hele voorgaande roman in een metafoor beschrijft. Maar de werkelijke betekenis van deze woorden is dat de geschiedenis niet beïnvloed kan worden van buitenaf, zij voltrekt zich volgens haar eigen logica en wetmatigheden. Ook de vermetele mens kan zich daaraan niet onttrekken.
Net als in Satanstango bevinden we ons geregeld in een surrealistische wereld die van de echte niet te onderscheiden is. Beklemmend is de passage waarin Valuska een aantekenboekje in handen krijgt waarin hij leest hoe de losgeslagen meute een jong echtpaar met een klein kind achtervolgt. Eén zin hieruit wil ik hier citeren: “Maar de woede die teweeggebracht was door het gevoel bedrogen te zijn, uit beklemming en het inzicht dat alles slechts ellende was, nam nergens genoegen mee, en aangezien we vergeefs probeerden het echte voorwerp van onze wanhoop en walging te vinden, stortten we ons met steeds ongeremder razernij op alles wat op onze weg kwam: we braken de winkels open, gooiden alles wat los te wrikken viel naar buiten en vertrapten het op het asfalt, en wat vastzat sloegen we aan gruzelementen met ijzeren stangen en met delen van de rolluiken, vervolgens waadden we door de onherkenbaar vermalen resten van haarföhns, stukken zeep, broden, jassen, orthopedische schoenen, conservenblikken, boeken, koffers en kinderspeelgoed naar de auto’s die langs de weg stonden en gooiden ze omver, we rukten de schamele uithangborden van de gevels, bezetten en verwoestten de telefooncentrale omdat er licht brandde, en we gingen pas verder, samen met de hele menigte die zich bij de ingang verdrong, toen de twee telefonistes, waar iedereen overheen was gegaan, in onmacht waren gevallen, en dubbelgeklapt, met hun handen tegen de schoot gedrukt, levenloos als twee ouwe vodden van de bebloede tafel op de grond waren gegleden te midden van de chaos van kapotgerukte telefoondraden en omvergegooide schakelkasten”.
Dit is de taal van Krasznahorkai in deze wervelende roman, vaak lange tot zeer lange zinnen, zoals het voorbeeld hierboven. Maar geen moment gaat deze schrijfstijl ten koste van de leesbaarheid en hier toont de schrijver zijn kunst en vakmanschap. En ook het vakmanschap van diens vertaalster Mari Alföldy komt hier geweldig tot uitdrukking! We gaan licht voorbij aan het belang van de vertaler en voor ik een boek aanschaf kijk ik steevast eerst naar wie het boek vertaalde. Bij Alföldy weet je dat je je geen zorgen hoeft te maken. Kortom: wat een schitterende roman! Ook deze is door Bela Tarr verfilmd, helaas met slechts Franse ondertitels, dat wordt me net iets te ingewikkeld. Misschien dat het retrospectief dat Eye aan deze cineast wijdt hier verandering in kan brengen?
Enno Nuy
Januari 2017
Een kleine stad in Hongarije, gezien de paar andere plaatsnamen die we tegenkomen moet deze gelegen zijn aan de grens met Roemenië, is in verval geraakt, het stadsbestuur is in gebreke, de plaatselijke politie functioneert niet meer, het afval hoopt zich op in de straten en bandeloosheid ligt alom op de loer. De hoofdpersonen van deze fabelachtige roman zijn de plaatselijke directeur van de muziekschool, zijn echtgenote en de naïeve zoon van een dame met zekere rondingen. We volgen hun lotgevallen wanneer de stad bezocht wordt door een merkwaardig circus dat vooral opvalt door het tentoonstellen van een reusachtige opgezette walvis, een ongebruikelijke gebeurtenis die prompt aanleiding vormt voor tal van raadsels, complottheorieën en andere uitingen van achterdocht en argwaan. Er schijnt een geheimzinnig persoon mee te reizen met dit circus, aangeduid als “de prins” en het schijnt dat deze figuur lichamelijk gehandicapt is en overal in het land anarchie predikt.
In een ongelooflijke maalstroom van gebeurtenissen beschrijft Krasznahorkai hoe de stad ten prooi valt aan lethargie, stuurloosheid, immoraliteit en chaos. Hoe mensen zich onder zulke extreme omstandigheden gedragen en hoe anderen daarvan weer weten te profiteren. In de geschiedenissen die Karsznahorkai ons vertelt zien we in elk tijdsgewricht soortgelijke tragedies, ze zijn aan plaats noch tijd gebonden. En gaandeweg gaan meneer en mevrouw Eszter en de antiheld Valuska steeds meer voor ons leven, krijgen we zicht op hun karakters. En de entourage om hen heen met tal van snoodaards, lafbekken, zuiplappen en noem maar op. Regelmatig ontaardt de loop der dingen in hilarische gebeurtenissen en voorstellingen. Want Krasznahorkai is een verhalenverteller pur sang. Dat zagen we ook al in Satanstango.
Maar zijn verhalen hebben een zeer verontrustende ondertoon. Hij vertelt geen anekdotes maar schetst ons een beeld van de condition humaine waar we niet vrolijk van worden. Prachtig is de beschrijving van een ontbindend lichaam op de laatste pagina’s van deze magistrale roman, waarin hij als het ware de hele voorgaande roman in een metafoor beschrijft. Maar de werkelijke betekenis van deze woorden is dat de geschiedenis niet beïnvloed kan worden van buitenaf, zij voltrekt zich volgens haar eigen logica en wetmatigheden. Ook de vermetele mens kan zich daaraan niet onttrekken.
Net als in Satanstango bevinden we ons geregeld in een surrealistische wereld die van de echte niet te onderscheiden is. Beklemmend is de passage waarin Valuska een aantekenboekje in handen krijgt waarin hij leest hoe de losgeslagen meute een jong echtpaar met een klein kind achtervolgt. Eén zin hieruit wil ik hier citeren: “Maar de woede die teweeggebracht was door het gevoel bedrogen te zijn, uit beklemming en het inzicht dat alles slechts ellende was, nam nergens genoegen mee, en aangezien we vergeefs probeerden het echte voorwerp van onze wanhoop en walging te vinden, stortten we ons met steeds ongeremder razernij op alles wat op onze weg kwam: we braken de winkels open, gooiden alles wat los te wrikken viel naar buiten en vertrapten het op het asfalt, en wat vastzat sloegen we aan gruzelementen met ijzeren stangen en met delen van de rolluiken, vervolgens waadden we door de onherkenbaar vermalen resten van haarföhns, stukken zeep, broden, jassen, orthopedische schoenen, conservenblikken, boeken, koffers en kinderspeelgoed naar de auto’s die langs de weg stonden en gooiden ze omver, we rukten de schamele uithangborden van de gevels, bezetten en verwoestten de telefooncentrale omdat er licht brandde, en we gingen pas verder, samen met de hele menigte die zich bij de ingang verdrong, toen de twee telefonistes, waar iedereen overheen was gegaan, in onmacht waren gevallen, en dubbelgeklapt, met hun handen tegen de schoot gedrukt, levenloos als twee ouwe vodden van de bebloede tafel op de grond waren gegleden te midden van de chaos van kapotgerukte telefoondraden en omvergegooide schakelkasten”.
Dit is de taal van Krasznahorkai in deze wervelende roman, vaak lange tot zeer lange zinnen, zoals het voorbeeld hierboven. Maar geen moment gaat deze schrijfstijl ten koste van de leesbaarheid en hier toont de schrijver zijn kunst en vakmanschap. En ook het vakmanschap van diens vertaalster Mari Alföldy komt hier geweldig tot uitdrukking! We gaan licht voorbij aan het belang van de vertaler en voor ik een boek aanschaf kijk ik steevast eerst naar wie het boek vertaalde. Bij Alföldy weet je dat je je geen zorgen hoeft te maken. Kortom: wat een schitterende roman! Ook deze is door Bela Tarr verfilmd, helaas met slechts Franse ondertitels, dat wordt me net iets te ingewikkeld. Misschien dat het retrospectief dat Eye aan deze cineast wijdt hier verandering in kan brengen?
Enno Nuy
Januari 2017
1
Reageer op deze recensie