Lezersrecensie
Een bescheiden oeuvre maar o, wat is dit prachtig!
Achter R. J. Peskens gaat uitgever Geert van Oorschot schuil. Zijn proza werd altijd enorm geprezen maar hij leek mij eerst en vooral een writers writer. Toen ik zijn briefwisseling met Jeroen Brouwers las, kreeg ik de onbedwingbare neiging zijn verzameld proza maar eens te gaan lezen. In het eerste verhaal wordt wel een spanning opgebouwd die maakt dat je uitkijkt naar de ontknoping maar dan gaat het verhaal plots als een nachtkaars uit. In het tweede verhaal De bloemenkoopman vertelt de schrijver eerst dat de vrouw van de bloemenkoopman nooit klanten hielp maar twee pagina’s verder maakt zij wel een boeketje voor de schrijver. Hoe het ook zij, dit verhaal is veel te lang en de afloop is tamelijk teleurstellend. In Mevrouw Van der Putte is de heer VdP een kleine in elkaar gedrongen man. Merkwaardig dat Peskens, die een groot voorstander is van kaal en uitgekleed proza hier dat ‘in elkaar’ toevoegt. Verderop draagt de heer Huisman de echtgenote in een crapaud. Mij dunkt dat het naar een crapaud moet zijn. En in De vreemdeling sluit de hoofdpersoon de voordeur dicht. Dat zou Van Oorschot nooit gepikt hebben van Jeroen Brouwers. Ik vond het een onbevredigend verhaal.
In Mevrouw Katrien begint het verhaal met de mededeling dat er om twaalf uur ‘‘s nachts werd getelefoneerd. Maar telefoneren is een gesprek tussen twee personen over de telefoon. Dat moest hier nog aanvangen. Waarom schrijft Pietje precies Van Oorschot alias R.J. Peskens hier niet gewoon dat de telefoon over ging? Op p189 staat ‘ en (ze) bereid de koffie’! Verderop in het verhaal lees ik dat de gebeurtenissen thuis zich afspelen in het huis van de zoon (pagina 295) maar ik zou toch zweren dat het hier echt om het huis van de moeder gaat. Maar goed, het is een treurig verhaal.
Net als het volgende, Een tragisch geval, over een echtpaar dat gezonde kinderen probeert te krijgen. Dit verhaal schreef Peskens geheel vanuit het perspectief van de vrouw. En ook dit is inderdaad een droeve geschiedenis. In de wereld van Peskens was niet veel ruimte voor hoop. Alles lijkt wel vergeefs, de mens ploetert maar wat voor zich uit, het zit ook nooit eens mee. Ik ben benieuwd of ik ook nog geheel anders gestemde verhalen te lezen krijg.
Ik begin aan Twee vorstinnen en een vorst dat ijzersterk opent met het prachtige even treurige als komische, bijna larmoyante De kolenboer, onmiddellijk gevolgd door het al even fraaie De huisbaas en het verhaal De leraar. Deze moeder had zo haar eigen methodes om tegenslag in het leven tegemoet te treden. En je kunt er alleen maar bewondering voor opbrengen hoe ver ze durft te gaan in haar solidariteit met haar kinderen. Deze autobiografische verhalen bevallen me buitengewoon, juist omdat er een samenhang tussen de verhalen ontstaat zonder dat de schrijver dat zelf hoeft te benadrukken.
In het titelverhaal Twee vorstinnen en een vorst schrijft Peskens af en toe merkwaardig Nederlands zoals: “… hoe hij ineens zijn hoofd op zijn kruiselings op tafelliggende armen legde.” Zijn vader was een buitengewoon veelzijdige en interessante man, socialist, anarchist, atheïst, voorzitter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad in 1938 en nog veel meer. Zijn vaders vader was een altijd maandaghoudende metselaar geweest, anders gezegd: kwaliteit was niet zijn hoogste prioriteit.
Op pagina 320 onderaan heeft de vader net het verhaal verteld van zijn bezoek aan de koningin in Engeland tijdens de oorlog en als de zoon vraagt of hij dat hele verhaal ook aan zijn vrouw heeft verteld, staat er: “Ik heb over die hele reis nooit met je moeder één woord kunnen praten, zei ik.” En dat is natuurlijk raar, hier had moeten staan ‘zei hij’. Vader was hier immers aan het woord. Vader, Levinus Petrus van Oorschot, zou uiteindelijk locoburgemeester van de Zeeuwse havenstad Vlissingen worden.
Dit even enerverende als ontroerende verhaal Twee vorstinnen en een vorst is toch waarlijk een monumentaal verhaal. Ik durf wel te beweren dat dit tot de top van de Nederlandse literatuur behoort! Wat een verhaal en zo gevoelvol en respectvol verteld! Ja, Geert van Oorschot, alias R.J. Peskens, heeft me definitief overtuigd, de man is echt een heel goed schrijver. En hij richtte een prachtig monument voor zijn ouders op!
En dan Mijn tante Coleta, ach wat een heerlijk, hartverwarmend, erotisch en ontroerend verhaal. En wat een geluksvogel was die Geert van Oorschot toch dat hij zich in de armen van die mooie volle jonge meid kon storten. Ik heb daarvan slechts kunnen dromen maar o, hoe goed kan ik mij zo’n beloftevolle zomer herinneren waarin niet een van mijn dromen uit mocht komen en het verlangen des te groter werd. Peskens of van Oorschot slaagt er hier zo wonderwel goed in zijn verhaal onopgesmukt op te schrijven, werkelijk heerlijk, heerlijk om te lezen! Dit soort verhalen behoort echt tot het mooiste van de vaderlandse literatuur. En passant krijgen we nog een korte blik op de entourage van syndicalisten, socialisten en anarchisten, mannenbroeders recht in de leer, die je destijds bijvoorbeeld aantrof in de kringen rond De Dageraad, waar de vader van Geert van Oorschot nog korte tijd voorzitter van was.
Dan zijn daar de laatste verhalen, opnieuw pareltjes van literatuur. Vooral het laatste verhaal over het geldkistje maakte diepe indruk. Jammer, het boek is uit en aangezien dit het verzameld proza was, zal ik geen ander proza van R.J. Peskens meer aantreffen. Zijn bijdrage aan de Nederlandse literatuur is dus zeer bescheiden gebleven maar de kwaliteit van zijn werk is omgekeerd evenredig aan de omvang ervan. En hij had voor die bescheiden productie veel tijd nodig. Hij schreef zijn verhalen tussen 1958 en 1986. Geen wonder natuurlijk voor een man die een prachtige uitgeverij overeind moest zien te houden. Ik ga nu toch ook maar de biografie van Van Oorschot lezen, ik heb nog lang niet genoeg van deze man.
Enno Nuy
November 2024
In Mevrouw Katrien begint het verhaal met de mededeling dat er om twaalf uur ‘‘s nachts werd getelefoneerd. Maar telefoneren is een gesprek tussen twee personen over de telefoon. Dat moest hier nog aanvangen. Waarom schrijft Pietje precies Van Oorschot alias R.J. Peskens hier niet gewoon dat de telefoon over ging? Op p189 staat ‘ en (ze) bereid de koffie’! Verderop in het verhaal lees ik dat de gebeurtenissen thuis zich afspelen in het huis van de zoon (pagina 295) maar ik zou toch zweren dat het hier echt om het huis van de moeder gaat. Maar goed, het is een treurig verhaal.
Net als het volgende, Een tragisch geval, over een echtpaar dat gezonde kinderen probeert te krijgen. Dit verhaal schreef Peskens geheel vanuit het perspectief van de vrouw. En ook dit is inderdaad een droeve geschiedenis. In de wereld van Peskens was niet veel ruimte voor hoop. Alles lijkt wel vergeefs, de mens ploetert maar wat voor zich uit, het zit ook nooit eens mee. Ik ben benieuwd of ik ook nog geheel anders gestemde verhalen te lezen krijg.
Ik begin aan Twee vorstinnen en een vorst dat ijzersterk opent met het prachtige even treurige als komische, bijna larmoyante De kolenboer, onmiddellijk gevolgd door het al even fraaie De huisbaas en het verhaal De leraar. Deze moeder had zo haar eigen methodes om tegenslag in het leven tegemoet te treden. En je kunt er alleen maar bewondering voor opbrengen hoe ver ze durft te gaan in haar solidariteit met haar kinderen. Deze autobiografische verhalen bevallen me buitengewoon, juist omdat er een samenhang tussen de verhalen ontstaat zonder dat de schrijver dat zelf hoeft te benadrukken.
In het titelverhaal Twee vorstinnen en een vorst schrijft Peskens af en toe merkwaardig Nederlands zoals: “… hoe hij ineens zijn hoofd op zijn kruiselings op tafelliggende armen legde.” Zijn vader was een buitengewoon veelzijdige en interessante man, socialist, anarchist, atheïst, voorzitter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad in 1938 en nog veel meer. Zijn vaders vader was een altijd maandaghoudende metselaar geweest, anders gezegd: kwaliteit was niet zijn hoogste prioriteit.
Op pagina 320 onderaan heeft de vader net het verhaal verteld van zijn bezoek aan de koningin in Engeland tijdens de oorlog en als de zoon vraagt of hij dat hele verhaal ook aan zijn vrouw heeft verteld, staat er: “Ik heb over die hele reis nooit met je moeder één woord kunnen praten, zei ik.” En dat is natuurlijk raar, hier had moeten staan ‘zei hij’. Vader was hier immers aan het woord. Vader, Levinus Petrus van Oorschot, zou uiteindelijk locoburgemeester van de Zeeuwse havenstad Vlissingen worden.
Dit even enerverende als ontroerende verhaal Twee vorstinnen en een vorst is toch waarlijk een monumentaal verhaal. Ik durf wel te beweren dat dit tot de top van de Nederlandse literatuur behoort! Wat een verhaal en zo gevoelvol en respectvol verteld! Ja, Geert van Oorschot, alias R.J. Peskens, heeft me definitief overtuigd, de man is echt een heel goed schrijver. En hij richtte een prachtig monument voor zijn ouders op!
En dan Mijn tante Coleta, ach wat een heerlijk, hartverwarmend, erotisch en ontroerend verhaal. En wat een geluksvogel was die Geert van Oorschot toch dat hij zich in de armen van die mooie volle jonge meid kon storten. Ik heb daarvan slechts kunnen dromen maar o, hoe goed kan ik mij zo’n beloftevolle zomer herinneren waarin niet een van mijn dromen uit mocht komen en het verlangen des te groter werd. Peskens of van Oorschot slaagt er hier zo wonderwel goed in zijn verhaal onopgesmukt op te schrijven, werkelijk heerlijk, heerlijk om te lezen! Dit soort verhalen behoort echt tot het mooiste van de vaderlandse literatuur. En passant krijgen we nog een korte blik op de entourage van syndicalisten, socialisten en anarchisten, mannenbroeders recht in de leer, die je destijds bijvoorbeeld aantrof in de kringen rond De Dageraad, waar de vader van Geert van Oorschot nog korte tijd voorzitter van was.
Dan zijn daar de laatste verhalen, opnieuw pareltjes van literatuur. Vooral het laatste verhaal over het geldkistje maakte diepe indruk. Jammer, het boek is uit en aangezien dit het verzameld proza was, zal ik geen ander proza van R.J. Peskens meer aantreffen. Zijn bijdrage aan de Nederlandse literatuur is dus zeer bescheiden gebleven maar de kwaliteit van zijn werk is omgekeerd evenredig aan de omvang ervan. En hij had voor die bescheiden productie veel tijd nodig. Hij schreef zijn verhalen tussen 1958 en 1986. Geen wonder natuurlijk voor een man die een prachtige uitgeverij overeind moest zien te houden. Ik ga nu toch ook maar de biografie van Van Oorschot lezen, ik heb nog lang niet genoeg van deze man.
Enno Nuy
November 2024
1
Reageer op deze recensie