Vingeroefeningen
Het zal u niet verbazen dat de geestelijke vader van Tom Poes en Bommel ook literaire verhalen zónder strips gemaakt heeft, waarin hij zijn schrijfvermogens kon aanscherpen. Het vierde deel in deze uitgavereeks met verzameld proza van Marten Toonder concentreert zich op deze korte verhalen uit het begin en het vervolg van zijn carrière, die een mooi beeld geven van zijn rijping.
De bundel bevat zelfs een verhaal van vóór dat begin, uit zijn middelbareschooltijd: een erudiet en verder narratief weinig opwindend, maar toch al geïllustreerd verslag van een door duivels bezocht verjaardagsfeest van Sint-Pieter. De eigenlijke en volgens samenstellers Dick de Boer en Klaas Driebergen complete verzameling kortverhalen is opgedeeld in twee reeksen: acht verhalen uit 1940-41 en negen verhalen van na 1947, al dan niet eerder verschenen in De Groene Amsterdammer, humor- of Toonderuitgaven, uitgebreid met nog twee prozateksten (een scherp, ironisch stukje over een fictief oorlogs/kermismonument en een onzinbijschrift bij een tekening). Als de verhalen geïllustreerd werden door Toonder zelf, zijn die tekeningen erbij opgenomen.
De eerste reeks verhalen zijn eigenlijk nog jeugdzondes te noemen, maar geven hier en daar toch al blijk van glimpen genie. Toonder was toen hij ze schreef nog geen 30 en richtte zich duidelijk tot een oorlogspubliek met escapistische wensen in bladen als Doe mee!, De Prins der geïllustreerde bladen, Astra, De Telegraaf en het Algemeen Handelsblad. Het zijn dan ook allemaal avontuurlijke verhalen die spelen op exotische locaties, als Mexico, Madagaskar, de Andamanse Zee, de Argentijnse pampa of een tropisch strand. Opvallend genoeg zijn het ook allemaal raamvertellingen, waarin een ik-personage als toehoorder van een andere verteller de lezer meevoert in het verhaal. In de eerste drie verhalen is de verteller een zeekapitein die het en het ander meegemaakt heeft. Gevaarlijke situaties en moorden, schattenjachten en diefstallen… Ze moesten het publiek vermaken tot Tom Poes een hoge vlucht begon te kennen. Enkele verhalen zijn knapper opgezet dan andere, zoals De parels van Theopompo, waarin een bedrieger bedrogen wordt. Ook De sentimentele moordenaar is een goed gevonden plot, maar nog vrij ongeloofwaardig. Pas in Het vreemde gedrag van de oude Miguel komt Toonder als literator tot zijn recht, met een impliciet verhaal over een misverstand waarin de lezer actief moet meedenken omdat de verteller hem niet alles vertelt.
Ook de naoorlogse verhalen lijken vooral vingeroefeningen te zijn terwijl de strips hun definitieve en hoogstaande toon zoeken. Qua structuur zijn ze echter mijlenver verwijderd van de eerste verhalen: veelal zijn het ditmaal dierenverhalen – waarbij de dieren, anders dan in de Bommelstrips, échte dieren zijn – en dus fabels met een allegorische tot filosofische inslag. Het titelverhaal bijvoorbeeld, Het volle leven, is een pleidooi voor echte levens- in plaats van boekenwijsheid. Opmerkelijk is dat in enkele verhalen de dood een grote rol speelt, wat ook niet het geval is in de strips. De toon van de verhalen is ook meer ‘Toonders’ dan in de oudere avonturenverhalen, de stijl wat plechtstatiger en duidelijk literair sterker. Toonder durft de ‘gevestigde orde’ op zijn kop te zetten, zoals in De wijze krekel, zijn sequel op de fabel van de krekel en de mier of in Anders, waarin een dichter die in een centaur verandert ‘genezen’ wordt, maar daarna kruidenier moet worden. De kunst van het schrijven bedrijven is lijden, lees je tussen de regels. Dit verhaal is trouwens voorzien van (er niet eerder bij gepubliceerde) tekeningen die tonen wat een kunstig tekenaar Toonder was. Daar moet dit boekje ons niet meer van overtuigen, maar deze verhalen zijn niettemin een interessante aanvulling voor Toonder-liefhebbers.
Reageer op deze recensie