In het donker kwijn je weg
Met Het schaarse licht voegt Nino Haratischwili een derde meesterwerk toe aan haar oeuvre. De Georgisch-Duitse toneelschrijver en auteur van de geliefde turf Het achtste leven (voor Brilka) wilde oorspronkelijk debuteren over het Georgië van haar jeugd in de gewelddadige jaren 90. Omdat de lezer moet begrijpen wat voorafgaat aan die periode én omdat ze eerst wat afstand nodig had van haar herinneringen, besloot ze eerst te schrijven over de periode ervoor. Dat werd Het achtste leven. Na een tweede boek, ditmaal over de Tsjetsjeense oorlog, zet ze nu haar oorspronkelijke plan door: in Het schaarse licht pakt ze de draad op waar Het achtste leven eindigt. Het is weerom een omvangrijk boek in de kenmerkende stijl van haar vorige boeken. Het boek is vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post.
'Haratischwili zet haar personages niet zwart-wit neer. Zelfs een schurk wordt met mildheid beschreven.' - recensent Sofie
Vier jonge vrouwen groeien op in hechte vriendschap in Tbilisi. De energieke, flamboyante en creatieve Dina is de durfal van de groep, Keto, die het verhaal vertelt, is haar grootste fan en de bemiddelaar, de romantische Nene is wat wereldvreemd want rijk en geïsoleerd opgevoed, en de ernstige, slimme Ira voelt zich eeuwig geroepen om haar te beschermen. Hun idyllische jeugd eindigt abrupt als Georgië met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in een machtsvacuüm belandt. De democratisch verkozen president vlucht na een coup, Russische inmenging in Abchazië en Ossetië loopt uit op bezetting. Voedsel, brandstof en stroom zijn schaars, maffia en wapengeweld maken de dagelijkse dienst uit. Een paar meesterlijk beschreven sleutelmomenten leiden tot catastrofale gevolgen in het leven van de jonge vrouwen als broers tegenover elkaar komen te staan, vechtend om zeggenschap over de wijk en de eer van hun zussen. Verraad, moord en rauw verdriet veroorzaken uiteindelijk een breuk tussen de vriendinnen en de dood van een van hen. Decennia later komen de andere drie vrouwen voor het eerst weer samen in Brussel voor een overzichtstentoonstelling van het werk van de vierde. Die tentoonstelling vormt een raamvertelling. Aan de hand van de tentoongestelde foto’s leidt de schrijfster ons door de herinneringen van de vrouwen waarbij ze technisch knap heen en weer springt in tijd en ruimte, daarbij soms een parallel creërend tussen twee zinnen uit verleden en heden om een bruggetje te maken.
Uit het boek komt een machomaatschappij naar voren waarin mannen gevangenen zijn van hun eigen normen en regels en vrouwen slechts moeizaam professionele en seksuele autonomie krijgen.
‘Wij waren gedoemd om waarschuwingen uit te spreken die verdampten waar we bij stonden. We waren franje, decoratie. Ze dronken op ons en prezen onze schoonheid, maar we moesten onze mond houden en gehoorzamen, holle frasen uitkramen.’
Het leidt tot een cyclus van vetes, bendeoorlogen en geweld. De auteur beschrijft deze troosteloosheid zowel indringend als prachtig, met knappe metaforen of een onverbiddelijke herhaling van de pracht van de dag terwijl de lezer de dreiging voelt naderen. Je kan alleen maar vol afgrijzen toekijken, terwijl alles klaargezet wordt voor het onheil dat zich onvermijdelijk zal voltrekken als een Griekse mythe of een Shakespeareaans drama.
‘En toen brak de oorlog uit. (…) die (…) begon niet pas toen de mensen elkaar met handgranaten en tanks te lijf gingen, nee, voor mij begon hij in de (…) Risjinasjvilistraat op een zonnige dag, die onverwacht warm en licht was voor de verder okerkleurige maand oktober. En het eerste slachtoffer van die eerste veldslag (…) was misschien ook het gruwelijkst, omdat het te wijten was aan de roulette van de willekeur. Misschien zou onze ontzetting nooit meer zo groot zijn als bij die eerste val uit het paradijs van de onschuld. En dat terwijl er nog talloze andere slachtoffers zouden volgen, maar we wenden eraan, de tijd beteugelde het verdriet, onze verbijstering bij het zien van die eindeloze verschrikkingen werd zwakker, ja, de ontzetting kan verdoofd worden, maar de hoop blijft, ze is als een meerkoppige draak, waarbij telkens als je hem een kop afhakt een nieuwe op zijn geschubde schouders groeit.’
Haratischwili zet haar personages niet zwart-wit neer. Zelfs een schurk wordt met mildheid beschreven. Ze oordeelt niet over haar personages maar registreert hun ploeteren, terwijl ze fouten maken en opnieuw proberen. Ze toont erg geïnteresseerd in het morele kompas van de mens. Daar waar de ene mens in tijden van rampspoed wegkijkt, zal de andere zelf naar geweld grijpen of net een nobel tegeninitiatief opzetten. In interviews geeft de auteur toe niet te weten hoe ze zelf zou reageren in extreme omstandigheden en dit moreel zelfonderzoek laat ze ook door haar boek lopen. Op de vraag tijdens haar boektournee begin november wat de lezer uit haar boek moet meenemen, antwoordde ze dat het niet aan haar is om dat te zeggen. Verschillende mensen zullen er verschillende dingen uithalen die hen raken. Dat is meteen een van de vele sterktes van het boek: je kan het lezen als een ode aan vriendschap, als een tragisch liefdesverhaal, als een geschiedkundig verhaal over Georgiës jaren 90, als een waarschuwende parallel met de oorlog in Oekraïne nu, als een eerbetoon aan de veerkracht van sterke vrouwen die het land rechthielden toen zoveel jonge mannen vochten of verslaafd raakten aan heroïne of als een coming-of-age verhaal. En in al die gedaanten zal het je niet onberoerd laten.
Reageer op deze recensie